We slapen te weinig. En vooral jonge vrouwen hebben daar last van. Slechte slapers worden dikker, presteren slechter en leven korter. Onderzoeker Gerard Kerkhof: ‘We hebben een probleem van epidemische omvang.’

Gerard Kerkhof (66) heeft zes uur geslapen zondagnacht. Minder dan normaal, maar hij moest om vijf uur op om in de radiostudio van het NOS Journaal zijn verhaal te doen. Gewoonlijk slaapt hij zo’n 7,5 uur. Dat is net genoeg voor een goede nachtrust.

Kerkhof, emeritus hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam en als psychofysioloog nog altijd verbonden aan het Slaapcentrum van MC Haaglanden, is geen uitzondering, als je de data van zijn grote slaaponderzoek bekijkt: uit de nog niet gepubliceerde gegevens blijkt dat Nederlanders gemiddeld zeven uur per nacht slapen en dat een derde de kritische ondergrens van zes uur per nacht niet eens haalt.

Kunnen ­gedachten de bron zijn van fysieke klachten?
LEES OOK

Kunnen ­gedachten de bron zijn van fysieke klachten?

Sebastiaan van de Water zocht uit hoe wetenschappers het nocebo-effect proberen te begrijpen en onder de duim proberen te houden.

Hoewel zijn onderzoek nog niet is voltooid en waarschijnlijk over een jaar pas wordt gepubliceerd, zag Kerkhof de noodzaak nu naar buiten te treden. ‘Ik schrok zelf van de cijfers,’ zegt hij. Van de ruim tweeduizend Nederlanders die hij ondervroeg over hun slaappatroon bleek niet alleen een groot deel te weinig te slapen, ook had een aanzienlijke groep last van een slaapstoornis.

Slechte slapers leven korter

Van een stoornis – meestal slapeloosheid – is sprake als iemand gedurende drie maanden meer dan drie keer per week grote problemen heeft met slapen. Vooral voor jongvolwassen liet het onderzoek verontrustende cijfers zien. Maar liefst bijna de helft van de Nederlandse vrouwen tussen de 18 en 20 jaar heeft slaapproblemen.

De effecten daarvan zijn niet gering. Op de korte termijn zijn de consequenties duidelijk: je gaat onderpresteren, je stemming is beneden peil, je bent slaperig, kunt je niet concentreren. En op de lange termijn kunnen slaapproblemen nog ingrijpendere gevolgen hebben. Dat kan variëren van een verhoogde kans op hart- en vaatziekten en obesitas tot een verhoogd risico op alzheimer en depressies. En slechte slapers leven korter. ‘We hebben het over een probleem van epidemische omvang.’

Waarom jonge vrouwen zo slecht slapen, kan Kerkhof niet met grote zekerheid zeggen, maar hij heeft wel door onderzoek gestaafde vermoedens. ‘Het ligt voor de hand dat hormonale kwesties een rol spelen. En stress is ook een belangrijke factor. Ook bewegen veel jonge vrouwen te weinig.’

Blauwe licht

Opvallend is dat jonge mannen gemiddeld minder kans hebben op slaapstoornissen, maar wel structureel te weinig slapen: in plaats van de vereiste 8,5 uur komen de meeste jonge mannen gemiddeld aan zeven uur per nacht. Wat jongeren betreft, vermoedt Kerkhof dat de smartphone ook een belangrijke rol speelt. ‘Zij zijn eindeloos met die telefoon in de weer. Het blauwe licht van de smartphone veroorzaakt een verschuiving in je biologische klok. Daar komt bij dat je moeilijker de slaap vat als je voor het slapen nog cognitief wordt gestimuleerd door het drukken op knopjes of het lezen van een vervelende e-mail. Probeer dan maar eens in slaap te vallen.’

Kerkhofs dringende advies: gooi die smartphone de slaapkamer uit. ‘Na negen uur ‘s avonds zouden jongeren niet meer op een scherm moeten kijken.’ Maar het geldt ook voor volwassenen. ‘We denken dat we zelf beslissen wanneer we slaap nodig hebben. Flauwekul! We hebben een biologische klok, net als planten en dieren. Het blauwe licht ontregelt die klok. Reserveer de slaapkamer nou gewoon voor slaap. Weg met die telefoon of televisie bij je bed.’

Gerard Kerkhof
Gerard Kerkhof heeft goed nieuws voor korte slapers tijdens de werkweek: slaap inhalen in het weekend kan

De afgelopen jaren zag de slaaponderzoeker de aanloop bij slaapcentra in het hele land toenemen. Slaapcentrum Haaglanden, waar hij zelf werkt, had vijftien jaar geleden 1000 tot 1500 patiënten. Inmiddels zijn dat er 2000 per jaar. De slaapcentra in Amsterdam en Heeze melden een vergelijkbare tendens. ‘Het kan natuurlijk zijn dat er meer bewustzijn over slaapproblemen is. Huisartsen verwijzen sneller door, en met het slaap/waakonderzoek hebben we veel aan bewustwording gedaan. Maar de maatschappij is ook veranderd.’

24 uurseconomie

Kerkhof noemt de 24 uurseconomie, de preoccupatie met altijd online zijn en het doordeweeks uitgaan als mogelijke oorzaken . ‘Slaapgebrek moeten we niet onderschatten. En slapeloosheid moeten we bloedserieus nemen. Levens kunnen worden verwoest door slaapproblemen. Je kunt je relatie verliezen, je baan kwijtraken, op straat terechtkomen.’

Een overheidscampagne om het belang van slaap te onderstrepen zou hij toejuichen. ‘We zijn geobsedeerd door voeding en beweging. Waarom niet ook door slaap? Dat is minstens zo belangrijk en er is veel onwetendheid over.’ Maar moet de overheid zich dan gaan bemoeien met wat er in onze slaapkamer gebeurt? ‘We accepteren de bemoeienis ook op ons bord,’ pareert Kerkhof.

Weinig slaap heeft nog altijd een stoer imago, observeert hij. ‘Het is machogedrag. Kijk naar radiomaker Giel Beelen, die het wereldrecord radio maken wilde verbeteren en gedurende 198 uur nauwelijks sliep. Als je wakker kunt blijven, is dat een middelvinger naar je biologische klok.’

Slaap inhalen

Kerkhof zou juist een lans willen breken voor nachten van minimaal 7,5 uur en dutjes. ‘Ik doe na het eten meestal een dut van ongeveer een uur. Onderzoek heeft aangetoond dat een power nap van twintig minuten je al drie uur frisser houdt.’

Slaap kun je ook inhalen of opsparen: ‘Een week goed slapen voordat je een week nachtdienst hebt, is een goed idee, al moet je niet tien uur per nacht pakken, want daar word je over het algemeen doezelig van.’ Ook heeft hij goed nieuws voor korte slapers tijdens de werkweek: slaap inhalen in het weekend kan, tot op zekere hoogte, zolang de schade niet al te groot is. ‘En het is vooral de diepe slaap die je moet inhalen.’

Kerkhof was één van de eersten die verspreidden dat er wetenschappelijk bewijs is voor ochtend- en avondmensen, al zijn de echte ochtend- en avondmensen in de minderheid. ‘De meeste mensen zijn niet extreem in hun voorkeur voor vroege of late slaaptijden. Heb je een neiging naar de avond: sta toch vroeg op, stel je aan zo veel mogelijk licht bloot en beweeg.’

Dit artikel verscheen ook in Het Parool