Winston Churchill was een van de weinige oorlogsleiders die vertrouwde op de wetenschap. Misschien was zijn vertrouwen zelfs iets te groot, blijkt uit een nieuwe biografie over de Britse premier in oorlogstijd.

Churchills oorlog machine

Een stotterende en hopeloos verlegen jongeman, een pantomimespeler op leeftijd en iemand die regelmatig naast zijn stoel ging zitten. Op het eerste gezicht waren het vreemde vogels, de Britten die tijdens de Tweede Wereldoorlog werkten als codekraker op Bletchley Park. Toenmalig premier Winston Churchill zag ze echter als ‘de ganzen die de gouden eieren legden en nooit kakelden’. Toen de werkdruk bij de codekrakers op een gegeven moment zo hoog was dat ze toch hun snavel opentrokken, stuurde Churchill dan ook onmiddellijk een nota naar een van zijn generaals: ‘Zorg ervoor dat ze met de hoogste prioriteit alles krijgen wat ze vragen.’

Dit soort persoonlijk ingrijpen toont Churchills vertrouwen in de wetenschap, lezen we in de biografie Churchills oorlogsmachine van historicus Taylor Downing. Churchill hechtte bijvoorbeeld veel waarde aan het zogenoemde Operationeel Onderzoek: statistische analyses die de effectiviteit van bepaalde tactieken weergaven. Daaruit bleek onder meer dat witte vliegtuigen vanaf zee moeilijker te zien waren dan zwarte. Na het overschilderen van de bommenwerpers steeg het aantal tot zinken gebrachte vijandelijke schepen aanzienlijk.

Dat de Tweede Wereldoorlog niet alleen door militairen werd uitgevochten, bleek ook uit de zogeheten Slag van de Stralen. Duitse wetenschappers hadden een systeem ontwikkeld dat met kortegolfstralen bommenwerperpiloten naar hun doel begeleidde. De Britten zonden op hun beurt verstorende signalen uit die de bommenwerpers naar het neutrale Ierland leidden. De invloed van de wetenschap was op een bepaald moment zo groot dat de commandant van de Britse luchtwacht aan Churchill vroeg: ‘Vechten we deze oorlog met wapens of met rekenlinialen?’ Waarop Churchill antwoordde: ‘Dat is een goed idee. Laten we het eens met rekenlinialen proberen.’

Niet elke slag van de liniaal had echter het gewenste effect. De luchtaanvallen op Duitsland misten lange tijd ieder doel en leidden tot veel kritiek op Churchills beleid. Wellicht liet de premier daarbij zijn oren te veel hangen naar zijn wetenschappelijk adviseur Lord Cherwell. Churchill was zelf namelijk bepaald geen academicus. Hij vertrouwde daarom blindelings op Cherwell, ook toen adviseur te rooskleurige cijfers presenteerde over de effectiviteit van grootschalige bombardementen.

Afgezien van die kritische noot schetst Downing in zijn boek een positief beeld van de Britse krijgsheer. Hij beschrijft het leven van Churchill accuraat en volledig, van zijn jeugd tot zijn aftreden na de Tweede Wereldoorlog. In vier van de elf hoofdstukken gaat de auteur dieper in op de technologische innovaties die onder Churchills bewind gestalte kregen.

Door de vele citaten en anekdotes geeft het boek niet alleen inzicht in Churchills militaire strategieën, maar ook in zijn persoonlijkheid en hoe hij omging met anderen. Dat alles is echter ook in eerdere biografieën gedaan. Wat Churchills oorlogsmachine onderscheidt, is de aandacht voor wetenschap, iets dat Churchill op zijn beurt onderscheidde van eerdere oorlogsleiders. Door te luisteren naar excentrieke geleerden, nam Winston Churchill de juiste beslissingen en leidde hij de geallieerden naar de overwinning.