Alle dieren- en plantensoorten in Nederland in kaart brengen: dat is de missie van ARISE. Ecoloog en wetenschappelijk directeur van Naturalis, Koos Biesmeijer, trekt de kar van dit project. Deze week is de benodigde financiering ervoor eindelijk rond: de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) levert een bijdrage van 13,6 miljoen euro, waardoor het totaalbedrag uitkomt op 18 miljoen euro.

Volgens Biesmeijer is slecht tien procent van alle dier- en plantensoorten wereldwijd bekend. In Nederland ligt dat percentage weliswaar iets hoger, maar kennen we ook lang niet alle soorten. De nog onbekende soorten moeten in de komende tien jaar eindelijk ook een naampje krijgen. Waarom? Soortenherkenning is de eerste stap van ecologisch onderzoek, zegt Biesmeijer. Pas als we alle soorten kennen, kunnen we de biodiversiteit redden. En dat is belangrijk, want de biodiversiteit in Nederland keldert harder dan waar dan ook ter wereld.

'Mensen zijn huiverig voor onbekend voedsel'
LEES OOK

'Mensen zijn huiverig voor onbekend voedsel'

Cagla Cinar onderzoekt onze afkeer van onbekend voedsel. Want waarom eten mensen bijvoorbeeld niet graag een reep gemaakt van insecten?

Waarom is biodiversiteit zo belangrijk?

‘Biodiversiteit is ons eten. Het is ons drinkwater, het is ons medicijn: het is eigenlijk alles wat we nodig hebben. We kunnen niet zonder. Eigenlijk houdt biodiversiteit in dat er zoveel mogelijk verschillende soorten samenleven. Die verscheidenheid is belangrijk. Niet alleen voor de natuur, maar voor ons. Voor sommige soorten is dat heel duidelijk, zoals voor bijen. We hebben bijen nodig om gewassen te bestuiven. En niet alleen de honingbij, maar ook de wilde bijen. Hoe meer soorten bijen er zijn, hoe beter de bestuiving verloopt.’

Hoe staat het met de biodiversiteit in Nederland?

‘Niet best. Vorig jaar brachten de Verenigde Naties een rapport naar buiten over de staat van de biodiversiteit. Daaruit bleek dat wereldwijd een miljoen soorten met uitsterven bedreigd zijn. In Nederland gaat het nog slechter dan in andere landen. We zijn dichtbevolkt, we hebben een enorm intensieve landbouw en er is veel chemische vervuiling van stikstof, fosfaat en pesticiden. We weten heel goed waardoor het komt dat het zo slecht gesteld is met de biodiversiteit. Gelukkig gaan veel mensen en partijen zich nu ook realiseren dat het zo niet langer kan.’

Hoe gaat dit nieuwe project helpen om de biodiversiteit te redden?

‘Het ARISE-project gaat al het leven in kaart brengen. Alle meercellige planten, dieren en schimmels die in Nederland voorkomen. Ook de samenhang tussen de soorten is daarbij belangrijk: wie komt waar voor? Wie eet wie? De interacties tussen dieren en planten vormen een heel netwerk dat bepaalt hoe stabiel een ecosysteem is. Momenteel loopt veel onderzoek over ecosystemen vast op een gebrekkige soortenkennis: als je niet weet wat voor soorten er allemaal in een gebied leven, kun je het netwerk niet goed in beeld brengen. Daardoor is het ook lastig om het ecosysteem te beheren. Met ARISE lossen we dat probleem op.’

Hoe doet ARISE dat?

‘We gaan een gigantische database maken. Daar zijn we bij Naturalis al mee begonnen, maar dat gaan we nu veel verder uitbreiden. Voor elke soort verzamelen we informatie. Dit kan DNA zijn, maar ook een foto, radarbeelden of geluid. In ons systeem koppelen we alles aan elkaar. Als een wetenschapper dan een stukje DNA vindt, kan hij of zij deze vergelijken met de database en dan komt alle informatie over deze soort tevoorschijn.’

Dus jullie gaan eigenlijk geen nieuw onderzoek doen?

‘Nee, het is echt een infrastructuurproject. Je kunt het vergelijken met een telescoop: die is ontwikkeld zodat astronomen beter naar sterren kunnen kijken. ARISE zorgt ervoor dat ecologen beter naar ecosystemen kunnen kijken. Het helpt anderen om beter onderzoek te kunnen doen. We weten bijvoorbeeld dat de waterschappen erg worstelen met het testen van de ecologische kwaliteit van het water. Ze geven daar 90 miljoen euro per jaar aan uit. Met ARISE kunnen ze veel makkelijker zien wat voor soorten er allemaal in hun water leven, waardoor de kwaliteit ook sneller bepaald kan worden.’

Koos Biesmeijer
Koos Biesmeijer. Beeld: Mylene Siegers

In totaal krijgt het project 18 miljoen euro. Waar is al dat geld voor nodig?

‘Het klinkt als veel geld, maar eigenlijk valt het wel mee. Omgerekend is het maar iets meer dan 1,5 miljoen euro per jaar. Een project als dit doe je niet voor vijf jaar, dit bouw je voor de toekomst. Omdat we een infrastructuur bouwen, hebben we veel materiaal nodig: servers, computers, apparaten die DNA kunnen lezen, maar bijvoorbeeld ook de sensoren om beeld en geluid mee waar te nemen. Daarnaast komt er een hoop kunstmatige intelligentie bij kijken om bijvoorbeeld beelden te herkennen. Voor die softwareontwikkelingen is ook geld nodig.’

Denkt u dat het echt gaat lukken om alle Nederlandse soorten in kaart te brengen de komende tien jaar?

‘Ja, absoluut. Je weet natuurlijk nooit of je echt alle soorten hebt, maar we gaan zeker heel dichtbij komen. We hebben al veel ervaring. We gebruiken ook slimme detectivemethodes. Als we bijvoorbeeld een hap zand analyseren en er komt een nieuw stukje DNA tevoorschijn, dan kunnen we vaak zien tot welke familie die soort behoort. Dan kunnen we een expert op dat gebied, bijvoorbeeld aaltjes of schimmels, sturen naar waar die hap zand vandaan kwam. Die kan dan gericht gaan zoeken.’

Als je de biodiversiteit beter beschermt, komen er dan ook verdwenen soorten terug in Nederland?

‘Ja, dat kan zeker. Dat zie je ook nu al gebeuren. De zeearend is bijvoorbeeld weer terug gekomen naar de Biesbosch. Sommige soorten insecten kun je ook redelijk snel terugbrengen met een goed natuurbeleid. Bij kwetsbare soorten is dit wat moeilijker. Als een natuurgebied vlak naast een intensief agrarisch gebied ligt, levert dit zoveel druk op de natuur, dat insecten er alsnog onder lijden. De pesticiden, verdroging en stikstof hebben zoveel invloed op de omgeving, dat alleen het beschermen van het natuurgebied niet genoeg is.’

En voor de planten?

‘Bij planten denk je vaak aan bomen, struiken en paardenbloemen. Maar er zijn net zoveel planten die je bijna niet ziet: algen. Voor de identificatie van algen gaat ARISE een groot verschil maken. Bomen kun je herkennen door er langs te lopen, bij algen moet je vaak echt naar het DNA kijken. En dit geldt niet alleen voor algen, maar ook voor soorten als sluipwespen en aaltjes in de bodem. Met ARISE maken we de onzichtbare biodiversiteit zichtbaar.’

LEESTIP. Meer weten over de diversiteit van insecten? Lees erover in Insectenrijk. Bestel het boek in onze webshop.