Ons lichaam straalt een stroom van energiearme fotonen uit. Experimenten met muizen hebben nu aangetoond dat deze spookachtige gloed uitdooft wanneer we sterven.

Alle levende wezens, waaronder mensen, zenden voortdurend een spookachtige straling uit die lijkt te verdwijnen als we sterven. Het monitoren van dit signaal zou op een dag kunnen helpen bij het vaststellen van de gezondheid van bossen, of zelfs bij het opsporen van ziekten bij mensen.

Ultrazwakke fotonemissie

Het bestaan van deze nauwelijks waarneembare gloed is controversieel. Men denkt dat de gloed het gevolg is van een proces genaamd ultrazwakke fotonemissie. Mitochondriën en andere energieproducerende structuren in onze cellen bevatten moleculen die energie winnen en verliezen. Tegelijkertijd stralen ze het equivalent uit van een paar fotonen (lichtdeeltjes) per seconde per vierkante centimeter huidweefsel. Deze ‘biofotonen’ zijn echter extreem moeilijk te detecteren. Ook is het ingewikkeld om ze te scheiden van andere biologische processen en stralingsbronnen, zoals de straling die een warm voorwerp uitzendt.

‘De Noordpool zoals ik die ooit kende, bestaat niet meer’
LEES OOK

‘De Noordpool zoals ik die ooit kende, bestaat niet meer’

Elke zomer trekt poolbioloog Maarten Loonen naar Spitsbergen, terwijl de gletsjers afbrokkelen en de wereld om hem heen smelt.

Natuurkundige Dan Oblak van de Universiteit van Calgary in Canada en zijn collega’s hebben nu bestudeerd wat er met deze biofotonen gebeurt als een dier sterft. Hiervoor hebben ze de gloed van ultrazwakke fotonen van een muis in beeld gebracht, voor en na zijn dood. ‘Het feit dat ultrazwakke fotonemissie bestaat, is op dit moment onbetwistbaar’, zegt Oblak. ‘Dit laat echt zien dat het niet slechts een onvolkomenheid is, of veroorzaakt wordt door andere biologische processen. Het is echt iets wat voorkomt bij alle levende dingen.’

Oblak en zijn team gebruiken digitale camera’s die individuele fotonen kunnen detecteren. Daarmee hebben ze beelden gemaakt van de gloed van vier haarloze muizen. Hiervoor gebruikten ze een sluitertijd van een uur. Ze maakten een beeld voor en een beeld na het overlijden. De dieren werden op dezelfde temperatuur gehouden, zodat warmte geen rol zou spelen. Ook lagen ze in een donkere doos, om lichtvervuiling te voorkomen. Ze ontdekten dat de biofotonemissie over het hele muizenlichaam significant afnam na de dood.

Herstelmechanisme van een plant

Het team maakte ook foto’s van doorgesneden bladeren van de Heptapleurum arboricola (van de klimopfamilie). Ze ontdekten dat het herstelmechanisme van de plant de biofotonemissie verhoogde. Verschillende medicijnen die op het oppervlak van de plant werden aangebracht, zoals het verdovende middel benzocaïne, bleken hetzelfde effect te hebben.

Het is geen verrassing dat biofotonen niet meer worden uitgezonden wanneer iets sterft. Ze zijn namelijk een bijproduct van metabolische cellulaire processen die stoppen na de dood, zegt bioloog Alasdair Mackenzie van de Central Laser Facility in Oxford in het VK. Eerder onderzoek heeft dit al aangetoond voor individuele cellen en kleinere lichaamsdelen, maar nog niet voor een geheel dier. Omdat Oblak en zijn team zorgvuldig andere potentiële lichtbronnen hebben uitgesloten, kunnen we erop vertrouwen dat we echt biofotonen zien, zegt Mackenzie.

Zuurstofcirculatie

Biomedisch ingenieur Michal Cifra van de Tsjechische Academie van Wetenschappen in Praag zegt dat de afwezigheid van biofotonen na de dood voornamelijk te wijten is aan het gebrek aan doorbloeding van het lichaam. Zuurstofrijk bloed is namelijk een van de belangrijkste aanjagers van de stofwisseling, die biofotonen produceert. Als het bloed kunstmatig zou blijven circuleren, dan zouden ze nog steeds dezelfde biofotonemissie waarnemen, zegt Cifra.

Deze technologie zou op een dag gebruikt kunnen worden om levend weefsel te monitoren zonder invasieve testen uit te voeren. Ook kan het mogelijk gebruikt worden om ’s nachts op afstand de gezondheid van bossen te monitoren, zegt Oblak. ‘Het mooie van ultrazwakke fotonemissie is dat het een volledig passief observatieproces is.’