Als historicus ben ik geïnteresseerd in de lagere sociale klassen in de periode 1500 tot 1800. Vakgenoten verklaren me zo ongeveer voor gek, omdat het heel moeilijk is om aan bronnen over deze mensen te komen. Het tegendraadse aan mijn onderzoek is dan ook niet zozeer mijn opvatting (andere onderzoekers vinden het onderwerp ook interessant) als wel de methode. Collega's achten dit onderzoek vrijwel onmogelijk.


In de boekgeschiedenis richt men zich vooral op branchegebonden bronnen, zoals gilde-archieven, notariële archieven, boekhandelscatalogi, krantenadvertenties en dergelijke. Ik kijk daarnaast naar andere bronnen als schoutsrollen, politieverhoren, vergunningen en marktregisters.
Daarnaast richt ik me niet zozeer op de cultuur met een hoofdletter 'C'. Ik ben vooral geïnteresseerd in de verspreiding van populair drukwerk en goedkope boekjes onder de onderlaag van de samenleving. Dat gebeurde met name via marskramers, omlopers (verspreiders van drukwerk in de stad) en liedjeszangers. Dit waren doorgaans kleine zelfstandigen die goedkoop boeken inkochten om ze vervolgens door te verkopen aan het brede publiek. We weten dat in een stad als Amsterdam gedurende de 17e eeuw driekwart van de mannen geletterd was. Toch bezocht waarschijnlijk maar een relatief klein percentage de boekhandel.

Hoe komen we meer te weten over de marskramers en omlopers? Een aanknopingspunt vormen criminele archieven, want soms werden deze lieden opgepakt omdat ze geen vergunning hadden of vanwege diefstal of bedelarij. In sommige steden zoals Utrecht of Leiden was er een vergunningsstelsel, wat dan een naam en een adres kan opleveren. Soms zijn er belastinggegevens en soms zijn er registraties van tolheffingen als dit soort verkopers een stad binnenkomen. Daarnaast zijn er zo'n acht egodocumenten gevonden van rondtrekkende boekverkopers die hun ervaringen op schrift gesteld hebben.

De historicus Owen Gingerich schreef het boek The Book Nobody Read over het werk van Copernicus. Slechts een zeer select gezelschap van onderzoekers was in de 16e en 17e eeuw op de hoogte van het nieuwe wereldbeeld dat Copernicus voorstelde, dat de zon het centrum was van het heelal. Toch zie je deze kennis langzaam doorsijpelen naar de bevolking, via almanakjes bijvoorbeeld waarin ook astronomische informatie werd opgenomen. Vaak werd Copernicus' standpunt dan ter kennisgeving aangeboden, meestal zonder bronvermelding.
Begin 18e eeuw las het merendeel van de bevolking geen Vondel of Hooft, maar de populaire lectuur die via marskramers en omlopers werd verspreid. De rondtrekkende boekverspreiders hanteerden een formule die het meest lijkt op die van de ECI. Ze selecteerden een paar bestsellers en brachten die tegen aantrekkelijke prijzen bij de consument aan huis.

Jeroen Salman
Historicus
Universiteit Utrecht