Geelborstkapucijnapen leven meestal in regenwouden. Toch lijken sommige populaties zich met behulp van stenen gereedschappen te hebben aangepast aan een leven in een drogere omgeving.

De geelborstkapucijnaap (Sapajus xanthosternos), een met uitsterven bedreigde diersoort, blijkt wijdverspreider te leven dan tot nu toe werd gedacht. Stenen gereedschappen zouden weleens het geheim achter de succesvolle uitbreiding van hun leefgebied kunnen zijn.

Uitgebreid leefgebied

Geelborstkapucijnapen leven voornamelijk in het vochtige Atlantisch Woud in Oost-Brazilië. Toch vond ecoloog Waldney Martins van de Staatsuniversiteit van Montes Claros in Brazilië een aantal jaar geleden een apenpopulatie buiten dit woud. ‘Hier bleef ik aan denken’, zegt hij. Daarom hebben hij en zijn collega’s de apensoort nu uitvoerig bestudeerd, om meer inzicht te krijgen in hun leefgebied.

Kan dna-onderzoek naar dierentuindieren de wilde Aziatische olifant redden?
LEES OOK

Kan dna-onderzoek naar dierentuindieren de wilde Aziatische olifant redden?

Wat zegt het bloed van Aziatische olifanten in dierentuinen over hun wilde soortgenoten, en hoe kan hun dna bijdragen aan het voortbestaan van de soor ...

Ze ontdekten dat geelborstkapucijnapen voorkomen op verschillende plekken in het droge woud ten zuiden van hun gebruikelijke leefgebied. Hierdoor is de habitat van de apen bijna 20.000 vierkante kilometer groter geworden. ‘Voor een bedreigde diersoort is elke uitbreiding van zijn leefgebied, hoe klein ook, heel belangrijk voor zijn voortbestaan’, zegt Martins.

Taaie palmvruchten

Het onderzoek leverde nog meer op: bewijs dat geelborstkapucijnapen in het droge woud stenen gebruiken om taaie palmvruchten te openen. Dat is een belangrijke ontdekking, aangezien de apen in het Atlantische Woud geen stenen gereedschappen lijken te gebruiken. Ook wanneer geschikte stenen beschikbaar zijn, laten ze die links liggen.

Martins en zijn collega’s vermoeden daarom dat de stenen gebruiksvoorwerpen de apen in staat stellen om zich in de nieuwe gebieden te vestigen. In het droge woud is het moeilijker om voedsel te vinden. De kapucijnapen kunnen wellicht alleen overleven doordat de stenen hen in staat stellen het moeilijk te verkrijgen vruchtvlees van palmboomvruchten te eten. Deze ontwikkeling doet denken aan onze menselijke voorouders, die mogelijk ook gereedschappen en technologieën gebruikten om zich in nieuwe omgevingen te vestigen.

Voldoende bewijs?

Volgens primatoloog Michael Gumert van de Nanyang Technologische Universiteit in Singapore moeten Martins en zijn collega’s nog werk verrichten om hun ideeën te versterken. ‘Is de Sapajus xanthosternos de drogere gebieden gaan bewonen en toen gereedschappen gaan gebruiken? Of waren ze daar al [met gereedschap] en is het gebied toen droger geworden?’

Archeoloog Michael Haslam, onafhankelijk onderzoeker in het Verenigd Koninkrijk, denkt echter dat het gevonden bewijs voldoende is om de theorie van het onderzoeksteam te onderbouwen. Hij zegt dat eerder genetisch onderzoek door biologisch antropoloog Jessica Lynch van de Universiteit van Californië – die ook betrokken was bij het nieuwe onderzoek – suggereert dat kapucijnapen al miljoenen jaren in het Atlantisch Woud leven en pas in de laatste 750.000 jaar naar drogere bosgebieden in het zuiden en westen zijn verhuisd. ‘Het is een aannemelijke hypothese dat de uitbreiding [van het leefgebied] mogelijk was dankzij stenen gereedschappen om het taaiere voedsel op deze drogere plekken te kunnen benutten’, zegt hij. Lynch en haar collega’s hadden tien jaar geleden al een soortgelijke hypothese. Deze nieuwe studie levert meer bewijs.

Het is niet duidelijk of deze ontwikkeling de bedreigde soort zal helpen het inkrimpen van hun leefgebied het hoofd te bieden. ‘Deze studie is van vitaal belang om te kunnen begrijpen hoe de twee primaten – wij en de kapucijnapen – zich aan elkaar kunnen of moeten aanpassen, zegt Haslam.