Wembley (AU) – Met infrarood licht kan de boer voorspellen hoeveel hooi zijn dieren zullen eten.


Traditioneel bepalen boeren de kwaliteit van hooi als voedsel voor hun dieren op basis van hun jarenlange ervaring met uiterlijke kenmerken. Ze kijken naar de kleur en de textuur en proeven hoe zoet het is. Eventueel helpen chemische analysemethoden hen bij het inschatten van de voedingswaarde. Desondanks is de hooikwaliteit moeilijk goed vast te stellen en bovendien kunnen de testen niet voorspellen hoeveel het vee zal eten. Een nieuwe spectroscopische test van de Australische onderzoeksinstelling CSIRO kan dat wel.
De nieuwe test hanteert de taaiheid van het hooi als maat voor zijn kwaliteit. De meting weerspiegelt de tijd die een dier nodig heeft om het hooi af te breken tot kleinere, goed verteerbare deeltjes. Hoe taaier het hooi, hoe meer tijd de vertering ervan kost en hoe minder het vee zal eten.
De Australische test bepaalt met zogenaamde nabij-infrarood-reflectiespectroscopie de chemische samenstelling van het hooi. Die is namelijk bepalend voor de taaiheid. De onderzoekers plaatsen vermalen hooi in een spectrometer, die het monster beschijnt met licht in het nabij-infrarode gebied. De samenstellende verbindingen van het hooi, zoals eiwitten, vezels en vetten, nemen elk specifieke golflengten op, terwijl ze de rest van het licht weerkaatsen. De wetenschappers bestuderen het gereflecteerde licht en bepalen zo de hooisamenstelling. De test kan niet alleen zeer nauwkeurig de hooikwaliteit bepalen, hij is ook veel sneller en goedkoper dan de huidige chemische analysemethoden.
Projectleider Dr David Henry denkt dat de test ook buiten het laboratorium een toekomst heeft. Boeren kunnen direct in het veld de hooikwaliteit meten door verzamelmachines met een spectrometer uit te rusten en hooiverwerkende bedrijven kunnen de kwaliteit aan de lopende band continu bewaken.

Mirjam Leunissen