In het begin was er duisternis. Maar toen, een paar honderd miljoen jaar na de oerknal, ontbrandde de eerste ster. Licht vulde het heelal. Deze eerste ster veranderde, samen met de exemplaren die rap volgden, de koers van de kosmische geschiedenis. Tot nu toe konden we deze oeroude lichtbronnen niet zien. Maar inmiddels staan we op het punt een glimp van ze op te vangen.
Als je het over keerpunten in de geschiedenis van het universum hebt, dan is de geboorte van de eerste sterren moeilijk te overtreffen. Toen die tussen de 200 en 400 miljoen jaar na de oerknal het levenslicht zagen, verscheurde de door deze sterren uitgestraalde energie de atomen van het gas waarmee het heelal was gevuld – een proces dat reïonisatie heet. Dat gas was tot dat moment steeds verder afgekoeld, maar werd dankzij de ‘oersterren’ juist weer warmer. En toen deze sterren waren opgebrand en gestorven, creëerden ze een cocktail van chemische elementen die het universum in staat stelde om sterrenstelsels, planeten en – uiteindelijk – leven voort te brengen.
Dit is een premium-artikel
Lees direct verder, al vanaf €1,99 per maand. Al abonnee? Log in om direct verder te kunnen lezen.
InloggenBekijk aanbod