Mocht je deze zomer balen van de zoveelste hittegolf, denk dan eens aan de mannen die in 1882 Nederlands eerste poolexpeditie ondernamen. Vol goede moed gingen ze met een stoomschip op pad, om in het Russische hoge noorden experimenten te doen in het kader van het eerste Internationale Pooljaar. Het liep echter allemaal anders.

Poolexpeditie omslagHet schip liep vast in het ijs van de Karazee, ten noorden van Siberië. Een Noors schip dat met de Nederlanders meevoer, raakte eveneens verstrikt in de bevroren zee. Er zat niets anders op dan de lange, barre poolwinter te trotseren – en te hopen dat het ijs maanden later door de zomerzon voldoende zou smelten om terug te kunnen varen.

Rustig de winter uitzitten was er absoluut niet bij, schrijven Kees Dekker en Frieda van Essen in De Nederlandse poolexpeditie van 1882-1883. Het gevaar van kruiend ijs lag dag en nacht op de loer. De bemanning was constant beducht op de immense krachten die met het ijsgeschuif gepaard gaan. Die angst bleek gegrond, toen het ijs midden in de winter het Nederlandse schip lek sloeg. Niet veel later zonk het schip, zodat de Nederlanders bij hun Noorse lotgenoten introkken.

Dekker en Van Essen beschrijven tot in detail welke ontberingen de Nederlanders en de Noren moesten ondergaan. Met een indrukwekkende inventiviteit wisten de teams een primitieve nederzetting op het ijs in te richten. Regelmatig trainde de bemanning allerlei noodscenario’s en ontsnappingsmogelijkheden. Ondanks de snijdende kou deden de Nederlanders ook gewoon hun wetenschappelijke plicht, en verrichtten ze dagelijks meteorologische metingen.

Op zich was er proviand genoeg voor één winter. Maar toen bleek dat de zomer niet warm genoeg was om het ijs te breken, maakten de mannen zich op voor een laatste krachttoer. Met sleeën en boten, die ze zelf over het ijs vooruittrokken, zouden ze te voet het vasteland opzoeken – een uiterst hachelijke onderneming die zomaar nog eens maanden kon duren.

Hoewel de heroïsche daden zich uitstekend lenen voor een filmisch beschrijving, houden Dekker en Van Essen zich keurig aan de feiten. Ze maken het niet mooier dan en het was, en baseren zich alleen op de logboeken en andere notities die de bemanning maakte. Het gevolg is wel dat het verhaal regelmatig wat droge kost is. Dat maken de auteurs dan weer goed door niet alleen de expeditie op te tekenen, maar ook een breder wereldbeeld van die tijd te schetsen. Ze maken bijvoorbeeld inzichtelijk wat voor meetinstrumenten beschikbaar waren, hoe de telegraafdiensten werkten, hoe je proviand en uitrustingen moest inkopen en waarom Nederland überhaupt zo’n peperdure expeditie wilde. Ook beschrijven ze de regelrechte mediahype die destijds rond de expeditie ontstond, wat enigszins vreemd leest aangezien de ‘vergeten’ expeditie nu uit het collectieve geheugen is verdwenen.

Hoe de poolexpeditie afliep, zullen we hier niet verklappen. Eén conclusie uit het boek ligt wel voor de hand: je kunt maar beter zweten bij 30 graden boven nul dan bibberen op een ijsschots bij 30 graden vorst.

Lees verder: