Klauterend naar de top van de windmolen van Swaffham (zie mijn vorige bericht) passeerde ik twee geplastificeerde printjes die men aan de wand had bevestigd.
De ene ging zo:
Oorverdovende stilte: het verband tussen tinnitus en gehoorverlies
Onderzoek naar het paradoxale verband tussen tinnitus en gehoorverlies heeft een verborgen vorm van doofheid aan het licht gebracht.
En dit was de andere:
Grappig. En interessant. Je vraagt je toch af: wat zou de stroom van de turbine eigenlijk kosten?
Het leuke van zo’n openbare windturbine is dat ook alle cijfers gemakkelijk toegankelijk zijn. Bovendien is de windturbine van Swaffham niet zomaar de eerste de beste. De turbine, van het type Enercon E66, is een zeer populaire jongen, een van de werkpaarden van de windeconomie.
Laten we eens bekijken hoe het nou zit, qua centen.
De molen van Swaffham wordt geacht 25 jaar te draaien. In die periode mag je verwachten dat de molen 365 kilowatt x 24 uur x 365 dagen x 25 jaar = 79.935.000 kilowattuur ofwel 79,94 terawattuur aan stroom opwekt.
De turbine kostte 1,5 miljoen euro. Volgens cijfers van de Duitse windorganisatie DEWI komt daar de eerste tien jaar 3,8 procent en de tweede tien jaar 5,2 procent van de beginkosten aan onderhoud bij. Opgeteld dus 1.500.000 + 570.000 + 1.170.000 = 3.240.000 (3,24 miljoen) euro.
Dat vertaalt zich naar 4 eurocent per kilowattuur stroom. Eindelijk een lichtpuntje! Dat concurreert prima met de 3 tot 4 eurocent per kilowattuur die de opwekking van stroom uit kern-, kolen- of gascentrales kost.
Maar wacht. De projectkosten omvatten veel meer dan de bouw van zo’n turbine alleen. Denk aan de aanleg van wegen, netkoppeling, elektriciteitsinstallaties en de grondkosten. Op land is dat zo’n 20 procent van de totale kosten.
Een ander probleem heeft niets te maken met techniek, maar met de economie. Investeerders willen hun geld snel terugzien. Daarom hanteert men een afschrijvingstermijn van 20 jaar, en soms zelfs 10 jaar, in plaats van de 25 die de molen hoort te draaien. De turbine mag de laatste jaren van zijn bestaan dan ‘gratis’ draaien; de stroomprijs is de eerste twintig jaar toch echt hoger.
Al met al geeft dat toch een wat minder rooskleurige rekensom.
De molen van Swaffham kost dus 1.500.000 + 375.000 = 1.875.000 euro, plus de onderhouds- en beheerkosten: 712.500 (de eerste tien jaar) + 975.000 (de tweede tien jaar) = 3.562.500 euro.
Hij genereert in die periode 365 kilowatt x 24 uur x 365 dagen x 20 jaar = 63.948.000 kilowattuur, ofwel 63,95 terawattuur.
Dat vertaalt zich naar 5,6 cent per opgewekte kilowattuur stroom, 60 procent duurder dan fossiele en nucleaire stroom. De grondstof die de molen gebruikt (de wind) mag dan gratis zijn, het oogsten van die energie is dat allerminst.
In 2008 presenteerden het energieonderzoekscentrum ECN en het Planbureau voor de Leefomgeving een rapport waarin ze berekenden wat precies de kosten zijn van verschillende vormen van energieopwekking. Voor windturbines op het land kwamen ze, met een wat andere rekensom, uit op een nog wat hoger getal: 6,5 tot 9,5 cent per kilowattuur.
In vergelijking met andere vormen van grootschalige stroomopwekking ziet het beeld er zó uit (KV is trouwens ‘kolenvergasser’):
Belangrijk is dat de kosten van CO2-compensatie in deze grafiek zitten inbegrepen. Als je die weglaat, en dus alleen naar de opwekking zelf zou kijken, zouden de eerste zes paaltjes, die van fossiele opwekking, een stuk zakken.
Het blijft een moeilijk verhaal, met die windenergie. Voorstanders kunnen vaststellen dat wind op land concurrerend is met zelfs kernenergie, waarbij het duidelijke voordeel van wind is dat wind gratis en hernieuwbaar is en er geen verbrandingsproducten vrijkomen.
Tegenstanders op hun beurt kunnen constateren dat windenergie in de praktijk toch echt duurder is, waarbij het duidelijke voordeel van fossiele of nucleaire stroom is dat je niet afhankelijk bent van het weer.
En het vervelende is: ze hebben allebei gelijk.
Ook dat is de pest met windenergie. Er is geen objectief vast te stellen gelijk, en dus is het maar net wat je ‘mooi’ of ‘lelijk’ vind, en wat je ‘goed’ vindt en wat ‘slecht’.
Als de feiten van huis zijn, dansen de meningen op tafel, zullen we maar zeggen.