Als soldaat word je geacht bevelen op te volgen. Maar wat als een bevel aanzet tot het plegen van een misdrijf? Criminoloog Eva Whitehead dook in de verhalen van soldaten in Vietnam en Oost-Duitsland. Ze onderzocht wanneer zij in staat waren een illegaal bevel naast zich neer te leggen.

De Vietnamese nederzetting My Lai was op 16 maart 1968 het toneel van een bloedbad. Amerikaanse soldaten vermoordden er honderden ongewapende dorpelingen. Het exacte aantal slachtoffers is nooit vast komen te staan, maar zeker is dat het er minimaal vierhonderd waren. Onder de doden waren baby’s en kinderen. Vrouwen werden verkracht, lichamen verminkt.

Slechts tien Vietnamezen overleefden het bloedbad doordat de Amerikaanse piloot Hugh Thompson met zijn helikopter tussenbeide was gekomen. Hij had de laatste dorpelingen dekking gegeven en geprobeerd ze te evacueren.

Dit schuilt er achter het (te lage) prijskaartje van ons voedsel en onze spullen
LEES OOK

Dit schuilt er achter het (te lage) prijskaartje van ons voedsel en onze spullen

In de prijs van de levensmiddelen en de spullen die we kopen, evenals in die van de diensten waarvan we gebruikmaken, zit de schade die ze berokkenen ...

Het uitzonderlijk gewelddadige gedrag van de Amerikaanse soldaten kwam niet uit het niets. Aan sommige misdrijven gingen bevelen van de militaire leiding vooraf. Andere werden getolereerd. Dat de helikopterpiloot met zijn reddingsactie regelrecht tegen de bevelen van hogerhand inging, werpt een interessante vraag op. Want hoewel in de wetenschap al uitgebreid is bestudeerd welke omstandigheden mensen tot gruwelijk gedrag kunnen aanzetten, was nog maar weinig bekend over de factoren die mensen er in zulke situaties toe drijven dat juist niet te doen.

Eva Whitehead, universitair docent criminologie, zocht het antwoord op deze vraag en promoveerde op haar onderzoek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘De Amerikaanse troepen waren gefrustreerd’, zegt zij over de Amerikaanse misdragingen in Vietnam. ‘Ze hadden lang geen vooruitgang geboekt en zaten te wachten op actie. Hun vijand was onzichtbaar: sluipschutters en boobytraps. En ze waren boos op de plaatselijke bevolking, omdat die in hun ogen niet goed meewerkte.’

Na verloop van tijd begonnen de soldaten zich vaker te misdragen. Ondervragingen werden almaar sadistischer en het aantal verkrachtingen nam toe. Niet elke Amerikaanse soldaat deed eraan mee, maar het gedrag werd door praktisch alle aanwezigen getolereerd.

‘In die sfeer kregen de soldaten van hun leiding de instructie om ‘iedereen’ in de omgeving uit te schakelen’, zegt Whitehead. ‘Dat blijkt uit getuigenissen van veteranen. Het grootste deel van de soldaten interpreteerde dit als een opdracht om letterlijk alles en iedereen – en niet alleen soldaten van de Vietcong – te vermoorden. Het is moeilijk te bewijzen, een later Amerikaans onderzoek deed dat dan ook niet, maar volgens sommigen was dit impliciet ook de werkelijke intentie van de opdracht. Er moest wraak worden genomen voor gesneuvelde kameraden en de bevolking moest erop worden gewezen dat als je niet vertelde waar de Vietcong zat jijzélf gezien zou worden als de vijand.’

Gehoorzaamheid

De opdracht die de Amerikaanse soldaten meekregen, was illegaal. In haar onderzoek definieerde Whitehead een illegale opdracht als een opdracht die niet alleen tegen de letter van de wet in gaat, maar die een uitvoerende soldaat achteraf ook daadwerkelijk een veroordeling kan opleveren. Soms kan een soldaat zich bij onwettig gedrag verdedigen met het argument dat een meerdere het hem opdroeg, maar als een bevel aanzet tot het plegen van een misdrijf, zoals moord, gaat die vlieger niet op.

Als soldaat zit je in een lastig parket wanneer je een illegale opdracht krijgt. In een oorlogssituatie wordt doorgaans verwacht dat je een bevel zonder morren uitvoert. ‘Vooral in het Amerikaanse leger is alles gericht op gehoorzaamheid’, zegt Whitehead. ‘Je moet ervan uitgaan dat elke opdracht die je krijgt wettig is.’

Niet elke militaire institutie werkt echter zo. Whitehead: ‘In Duitsland heb je tegenwoordig niet alleen het recht, maar zelfs een wettelijke plicht om een illegaal bevel niet te gehoorzamen. Je mag reflecteren op de wettigheid en moraliteit van opdrachten die je krijgt. En zelfs als achteraf blijkt dat je inschatting niet klopte, kun je geen straf krijgen voor het negeren van een bevel.’

Om erachter te komen wat soldaten ertoe aanzet wel of niet deel te nemen aan misdadige activiteiten, bestudeerde Whitehead zowel het bloedbad in My Lai als de situatie aan de Oost-Duitse grens ten tijde van de Koude Oorlog. Grenswachten kregen daar het volgens internationaal recht illegale bevel overlopers neer te schieten.

Sociale omgeving

Whitehead onderzocht het bloedbad in Vietnam onder meer aan de hand van interviews met Amerikaanse veteranen – die vlak na de oorlog en 25 tot 30 jaar later waren afgenomen – en een rapport van een Amerikaanse onderzoekscommissie.

De situatie aan de grens tussen Oost- en West-Duitsland analyseerde ze met behulp van zowel bestaande documenten als zelf afgenomen interviews met voormalig grenswachten.

‘De Oost-Duitse situatie vond ik interessant om erbij te nemen omdat het schietbevel volgens internationaal recht duidelijk illegaal was, terwijl het neerschieten van overlopers volgens het toenmalige Oost-Duitse recht in sommige omstandigheden níet onwettig was’, zegt Whitehead.

Uit haar analyse blijkt dat de directe sociale omgeving van soldaten een grote rol speelt in hun vermogen weerstand te bieden tegen een giftige cultuur die misdaden in de hand werkt. In zo’n cultuur komen factoren als normalisatie, dehumanisering en rationalisering om de hoek kijken.

‘Dat zijn factoren die in elke werksituatie kunnen spelen’, zegt Whitehead. ‘Je baas vraagt je iets immoreels te doen. Het begint heel klein en wordt steeds groter. Daardoor voelt het niet als iets abnormaals. De andere partij wordt neergezet als crimineel; die krijgt zijn verdiende loon. Je ziet ze niet langer als mens, maar als vijand. Daarmee vergoelijk je je gedrag jegens hen.’

Soldaten die weerstand konden bieden tegen deze cultuur hadden een sociale omgeving, een peer group, waarop deze indoctrinatie geen vat kreeg. Zo waren er bij het bloedbad van My Lai twee soldaten die weigerden gehoor te geven aan het bevel van hun meerdere en niet aan het bloedbad lijken te hebben deelgenomen. Whitehead: ‘Een van hen was mee als vertaler en was erg geïnteresseerd in de Vietnamese cultuur. Daardoor had hij een veel positiever beeld van de Vietnamezen. Iets vergelijkbaars zag ik bij Oost-Duitse grenswachten. Twee van hen hadden familie in West-Duitsland en kenden zelfs mensen die hadden weten te ontsnappen. Zij wisten dus dat deze mensen geen verraders of kwaadaardige criminelen waren. De sociale omgeving van deze soldaten ging niet mee in de dehumanisering.’

Normale man

Militaire instituties zouden er volgens Whitehead goed aan doen te reflecteren op hoe ze omgaan met zulke processen. ‘Zijn de instructies aan soldaten duidelijk? Hoe is de sfeer? Is er sprake van straffeloosheid? En misschien wel het belangrijkste: rehumanisering. Zijn onze soldaten ervan doordrongen dat ze de lokale bevolking moeten beschermen en niet moeten behandelen als vijand?’

Helikopterpiloot Thompson maakte geen onderdeel uit van de compagnie die in My Lai de door haat gedreven slachting aanrichtte. Hij was niet aan de dehumaniserende processen blootgesteld die in die groep speelden en kon daardoor een beslissing nemen die vele levens redde. ‘Hij was geen held’, zegt Whitehead. ‘Hij was een normale man die drie keer gescheiden is. Als dit onderzoek één ding laat zien, dan is het dat wel: helden bestaan niet. Wél mensen die onder de juiste omstandigheden heroïsche daden verrichten.’