Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Hans Clevers, hoogleraar moleculaire genetica bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht.

‘Op de kleuterschool vroeg mijn juf wat ik wilde worden. Mijn antwoord, ‘bioloog’, vond zij buitengewoon vertederend. Zo lang ik me kan herinneren was ik bezig met beestjes en plantjes. De natuur heeft me altijd geïntrigeerd. Ik verzamelde stenen en mineralen. De zolder had ik omgebouwd tot laboratorium.

Tijdens de middelbare school verplaatste mijn interesse zich naar sporten en feestjes, maar ik bleef overtuigd dat ik dat ik onderzoeker wilde worden. Na mijn studie ben ik in twaalf maanden gepromoveerd. Dat klinkt misschien snel, maar ik had toen al vijf onderzoeksartikelen geschreven.

Hoe heeft Paranthropus, de laatste der aapmensen, zo lang kunnen overleven?
LEES OOK

Hoe heeft Paranthropus, de laatste der aapmensen, zo lang kunnen overleven?

Paranthropus was een primitieve mensachtige die leefde in een tijd waarin onze voorouders een steeds grotere stempel op de aarde drukten.

Geneticus Hans Clevers. Foto: Bob Bronshoff.

Mijn absolute eurekamoment bestaat uit twee stappen die niet los van elkaar gezien kunnen worden. Mijn groep was al jaren op zoek naar de moleculaire overeenkomsten tussen gezonde darmcellen en darmkanker. In 2007 vond Nick Barker de stamcelmarker Lgr5, waarmee gedetailleerd onderzoek mogelijk werd. Vervolgens werd in 2009 promovendus Toshiro Sato onderdeel van mijn groep. In Japan had hij al darmcellen proberen te kweken. Hij was er al maanden, toen ik op een dag in het lab vroeg hoe het ging. ‘They are growing‘, zei hij. Verbijsterd keek ik hem aan. Ik vroeg waarom hij dat niet verteld had. ‘U vroeg het niet’, was zijn antwoord. Ik keek door de microscoop en zag vitale cellen. Geen klont stamcellen, maar een minidarm, met alles erop en eraan, van een millimeter groot.

Dit ging verder dan een normaal eurekamoment. Hier werd een dogma omver geworpen. Tot die tijd leek het alsof gezonde stamcellen niet kunnen worden doorgekweekt buiten het lichaam – dat alleen kankercellen zich vermeerderen in het lab. Ik kreeg een gevoel alsof ik al heel lang tegen een muur liep aan te duwen, en opeens viel er een steen uit en zag ik een prachtige vallei, waar nog nooit iemand was geweest.

Op dat moment was mijn groep de enige in dat gebied. Vervolgens gingen we oogsten. Het ene onderzoeksartikel volgde op de ander. Uiteindelijk leidt deze ontdekking tot minder dierproeven, beter modellen om mensenziekten te begrijpen en gepersonaliseerde medicijnen.’