Meer dan 125 jaar geleden liet de Noorse poolreiziger Fridtjof Nansen zich met een schip invriezen in het poolijs. Wetenschappers van de Mosaic-expeditie hebben het hem nu nagedaan.

Niet iedereen zou ervoor kiezen zich te laten invriezen op een schip in de Arctische Oceaan, om vervolgens een jaar via de Noordpool in de richting van Groenland te drijven. Toch is dat precies wat de leden van de Mosaic-expeditie, die in september 2019 van start ging, deden. Fokje Schaafsma en Serdar Sakinan van Wageningen Marine Research maakten deel uit van deze unieke poolexpeditie.

Waarom is het nodig een heel schip te laten invriezen in het ijs?

Schaafsma: ‘Het is erg moeilijk om onderzoek te doen in de centrale Noordelijke IJszee in de winter, omdat je er niet kunt komen. De meeste onderzoeken in het poolgebied worden daarom gedaan in de zomer. De enige optie om het hele jaar door gegevens te verzamelen in het centrale noordpoolgebied is door je met een boot te laten invriezen in het ijs dat zich daar aan het eind van de zomer vormt.’

Maak kennis met de gewelddadige wereld van strijdende mangoesten
LEES OOK

Maak kennis met de gewelddadige wereld van strijdende mangoesten

Zebramangoesten zijn familie van de stokstaartjes en worden door onderzoekers al jaren als model gebruikt voor samenwerking tussen dieren. Maar deze s ...

Sakinan: ‘De route die het ijs aflegt is redelijk bekend, zij wordt de transpolaire drift genoemd. De eerste keer dat deze natuurlijke beweging van het zee-ijs is vastgelegd was 127 jaar geleden, tijdens de Fram-expeditie van de Noor Fridtjof Nansen. De Mosaic-expeditie is in feite een herhaling van die historische tocht. De duur van de twee expedities verschilt nogal: waar Nansen er met de Fram zo’n 2,5 jaar over deed om de drift te voltooien, deed onderzoeksschip Polarstern het nu in minder dan een jaar.’

Wat was het doel van de expeditie?

Schaafsma: ‘Het overkoepelende doel is meer te weten te komen over de klimaatprocessen in het noordpoolgebied. Een beter begrip helpt ook globale klimaatverandering en de impact daarvan beter te begrijpen. Er wordt onderzoek gedaan naar de atmosfeer, de oceaan, het zeeijs en het arctische ecosysteem. Vanuit Wageningen University and Research waren wij betrokken bij het team dat het ecosysteem bestudeerde.’

Jullie keken dus naar het ecosysteem, wat werd precies onderzocht?

Schaafsma: ‘Ons onderzoek richt zich op de poolkabeljauw, een erg belangrijke diersoort in het arctische ecosysteem. Veel vogelsoorten eten deze vissoort die op zijn beurt weer veel prooidieren eet die afhankelijk zijn van zee-ijs als voedselbron. We weten dat de poolkabeljauw in de zomer dicht bij land te vinden is, hoewel jonge poolkabeljauw ook verder van land, dicht onder het zee-ijs voorkomt. Hoe ze zich verspreiden en wat de poolkabeljauw de rest van het jaar doet, is onbekend. We weten niet op welke manier en in welke mate hij afhankelijk is van het zee-ijs voor verplaatsing en voeding. Dat is belangrijk om te weten, omdat je dan kunt bepalen wat de gevolgen zijn voor de poolkabeljauw en het ecosysteem als het zee-ijs smelt.’

Sakinan: ‘Een ander project waar ik bij betrokken was keek naar wat voor vissen er voorkomen in het centrale deel van de Noordelijke IJszee. Dat weten we eigenlijk helemaal niet, het is erg lastig om onderzoek te doen naar vissen in dit extreem afgelegen gebied.’

Hoe doe je onderzoek naar een vis die zo diep onder het ijs leeft?

Sakinan: ‘Ik heb vooral gebruikgemaakt van geluid. Met een zogeheten echosounder die bevestigd was onder het schip stuurden we geluidssignalen het water in. Op basis van hoe die geluidsgolven worden teruggekaatst kan je iets zeggen over de dieren die in het water zitten; hoeveel het er zijn, hoe groot ze zijn, enzovoorts. Het is vergelijkbaar met hoe een dolfijn door middel van geluidsgolven ‘ziet’.’

Hoe was het leven aan boord?

Sakinan: ‘Het was erg interdisciplinair; er waren meer dan vijftig wetenschappers uit twintig landen aan boord. Voor een deel was je bezig met je eigen onderzoek en experimenten, maar intussen ben je ook voor andere onderzoeksprojecten data aan het verzamelen.’

Schaafsma: ‘Aan deze expeditie zijn heel veel onderzoeksgroepen verbonden en iedereen verzamelt data, maar niet alleen voor zichzelf. Op die manier heeft iedereen die betrokken is bij het onderzoek uiteindelijk ook gegevens van het hele jaar door.’

Sakinan: ‘Behalve onderzoek doen was het ook erg gezellig. Een keer per week organiseerden we een voetbalwedstrijd op het ijs, er waren filmavonden in de vergaderruimte en eten deden we ook elke avond samen.’

Heeft de expeditie nog wat mee gekregen van de covid-19-pandemie?

Sakinan: “De pandemie heeft wel voor problemen gezorgd. De expeditie was oorspronkelijk verdeeld in zes delen, waarbij na elk deel herbevoorrading en herbemanning plaatsvond. Ik ging met het derde deel mee, van februari tot april. Oorspronkelijk zouden we eind april met een vliegtuig teruggaan, maar vanwege instabiele ijscondities was het niet mogelijk de aangelegde landingsbaan te gebruiken en moesten we een andere manier vinden om terug te komen. In april hadden veel landen hun grenzen volledig gesloten. IJsbrekers vanuit Noorwegen, Rusland of Zweden mochten niet uitvaren om ons te komen halen. Uiteindelijk bleek de enige mogelijkheid met de Polarstern uit het ijs te breken en dan naar een eilandengroep ten noorden van Noorwegen te varen. Daar heeft de crewuitwisseling en herbevoorrading plaatsgevonden. De Polarstern is vervolgens terug gevaren naar de oorspronkelijke locatie in het ijs om de reis volgens de geplande route af te maken. Uiteindelijk zijn door alle problemen de laatste twee delen van de expeditie samengevoegd en ben ik in plaats van tweeënhalve maand, vijf maanden van huis geweest.’