Taalwetenschapper Pomme van de Weerd bestudeerde in een klas het taalgebruik van de leerlingen. Veel jongeren met een migratieachtergrond noemden zich liever buitenlander dan Nederlander. Mislukte integratie? Of is er iets anders aan de hand?

Bijna elke schoolklas had ze en heeft ze: ‘clubjes’ waar je als kind wel of niet bij hoort. Elk met een eigen (kleding)stijl, eigen omgangsvormen en eigen ongeschreven regels. Zet een stel kinderen bij elkaar, dan zit de kans er dik in dat ze na verloop van tijd met wat handig gekozen categorieën een lekker overzichtelijk sociaal speelveld creëren.

Stofjes van Halley
LEES OOK

Stofjes van Halley

Pas in 2062 verschijnt komeet Halley opnieuw aan de nachtelijke hemel. Toch kun je deze maand materiaal van komeet Halley zien.

Met alto’s, nerds, skaters en populairen had je twintig jaar geleden wel ongeveer alle smaken gehad op de middelbare school. In de klas die taalkundig antropologe Pomme van de Weerd in 2017 en 2018 volgde voor haar promotieonderzoek bleek dat andere categorieën nu de boventoon voeren. Daar geen indeling in alto, nerd, skater en populair, maar in Nederlander, Turk en Marokkaan – of simpelweg Nederlanders en buitenlanders.

Complexe materie

Van de Weerd liep tijdens het derde en vierde leerjaar negen maanden mee met een vmboklas in Venlo. Ze observeerde de leerlingen en luisterde naar hun taalgebruik.

‘Ik stond er versteld van hoe vaak de leerlingen deze labels gebruikten’, zegt Van de Weerd. ‘Dat wierp vragen bij me op die veel mensen krijgen als ze kinderen zo horen praten. Hoe komt het dat iemand die geboren en getogen is in Nederland zichzelf Marokkaan noemt? Voelt die zich hier niet thuis? Komt het door slechte integratie? Hoe langer ik luisterde, hoe meer ik me realiseerde dat het veel complexer in elkaar zit. Ik begon te vermoeden dat veel mensen, ook wetenschappers, maar een deel van het verhaal begrijpen. Ik wilde daarom tot in detail uitzoeken wat labels als Turk of Marokkaan eigenlijk betekenen voor die jongeren.’

In de vmbo-klas, studierichting zorg en welzijn, sloegen praktijklessen de klok. In het grote lokaal was onder meer plek voor de onderdelen kapper, receptie en verzorging. Vanaf haar plaats achter in de klas waren de sociale interacties mooi te volgen.

De kinderen wisten niet wat die extra volwassene in de klas precies kwam doen. ‘Aan het begin had ik ze verteld dat ik erg geïnteresseerd was in hun taal en hoe ze dachten over zichzelf en over het leven op school’, zegt Van de Weerd. Dat leverde een geestig misverstand op. ‘Ze hadden zichzelf wijsgemaakt dat mijn onderzoek ging over schelden. Ik deed iets met taal, dus het zou vast over ‘goede’ of ‘slechte’ taal gaan. Elke keer dat iemand een scheldwoord gebruikte of iets zei dat niet mocht, riepen ze tegen mij: ‘Juf, wel opschrijven hè!’’

Gewapend met een notitieblok en een opnameapparaat hield Van de Weerd minutieus het gebruik van labels bij. Wie zegt er wat over wie, en op wat voor toon? Hoe wordt daar vervolgens op gereageerd? Eenmaal thuis maakte ze transcripties waar ze analysetechnieken op losliet. Het resulteerde in een objectieve registratie van een fenomeen waarvoor vaak vanuit de onderbuik een verklaring wordt gezocht: het moet toch haast wel zo zijn dat kinderen die zichzelf Turk of Marokkaan noemen, terwijl ze in Nederland zijn geboren, uit een slecht geïntegreerd milieu komen?

‘Je hoeft helemaal geen Geert Wilders te zijn om dat te denken’, zegt Van de Weerd. ‘Veel mensen hebben dat soort associaties. Maar wat ik bij deze leerlingen zag, was dat deze labels meer gingen over: wie is cool en wie is minder cool? Hoe gedraag je je? Hoe ga je om met regeltjes? De mensen die zij ‘buitenlander’ noemden gingen, volgens hen, met sommige regels wat losser om en met andere juist weer strikter. De sociale functies van deze labels – dus Marokkaan, Turk, Nederlander en buitenlander – waren in mijn ogen heel vergelijkbaar met labels zoals skater, alto of nerd.’

Is een ‘Nederlander’ dan een nerd in de belevingswereld van deze kinderen? ‘Een beetje wel,” zegt Van de Weerd. ‘Maar niet altijd hoor. Aan het woord Nederlander waren meer associaties verbonden.’

Die waren niet vaak positief. Zelfs kinderen zonder migratieachtergrond noemden zichzelf daarom niet snel Nederlander. Aan het label ‘buitenlander’ kleefden veel meer positieve betekenissen. De kinderen gebruikten die term als een soort geuzennaam.

Van de Weerd: ‘Ik vond ‘buitenlander’ best een stigmatiserende term toen ik ze dat voor het eerst hoorde zeggen, maar dat vonden die kinderen zelf totáál niet.’

Onjuiste associaties

Buitenlander, cool. Nederlander, nerd. Het klinkt heel catchy, maar de werkelijkheid is genuanceerder. Sociale hiërarchie speelde wel een rol, maar de verwachtingen over hoe iemand in het leven staat misschien nog wel meer – ongeacht of dat ‘goed’ of ‘slecht’ was. De leerlingen waren het over die verwachtingen alleen lang niet altijd met elkaar eens, ontdekte Van de Weerd.

‘Veel leerlingen hadden de associatie dat iemand die zich Marokkaan of Turk noemt ook een moslim is en zich dus aan bepaalde religieuze regels houdt. Maar andere waren het daar helemaal niet mee eens. Zo had je kinderen die zichzelf Turk noemden, maar bij het koken zeiden: het boeit me niks of we halalvlees gebruiken of niet. Dat je mensen in categorieën kunt indelen, daar waren ze het wel over eens. Maar niet over wat dat dan precies inhoudt.’

Veel kinderen die zichzelf Turk of Marokkaan noemden, voelden zich overigens wel degelijk verbonden met Nederland. Van de Weerd: ‘Ik vroeg ze weleens: zou je ooit in Marokko willen wonen? Dan kreeg ik vaak de reactie: Nee, nee, juf, dat is echt een andere cultuur. Dat is het land van mijn ouders, maar niet van mij.’

Afkomst niet alleszeggend

Labels kun je het best begrijpen in een lokale context, valt te concluderen uit het onderzoek. Ze krijgen betekenis in de directe sociale omgeving van degene die ze gebruikt. ‘Zo’n context kan letterlijk één klas op één school in één stad zijn’, zegt Van de Weerd. ‘Wanneer uit een onderzoek van een instituut zoals het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat een flink percentage van de mensen met een migratieachtergrond zichzelf Turk of Marokkaan noemt, zegt dat niet per se iets over de mate van integratie. Je vraagt om een label, maar niet om wat dat label voor die mensen betekent.’

Van de Weerd ziet overeenkomsten met een ander soort label waar de laatste tijd veel om te doen is: dat van gender. ‘We zijn er inmiddels achter dat het zijn van ‘man’ of ‘vrouw’ honderd dingen kan betekenen. Bovendien blijkt dat er een hele hoop andere genderopties zijn. Misschien wordt het tijd dat we beseffen dat datzelfde geldt voor afkomst.’