Als iemand een prikkelende stof in zijn neus krijgt, moet hij niezen. De borst trekt samen en er komt een sterke luchtstroom door… de mond. Waarom niet door de neus?

A.F. Muller

Deze vraag is beantwoord in New Scientist van augustus 2014

'Curaçao is op weg naar een groene economie'
LEES OOK

'Curaçao is op weg naar een groene economie'

'Amsterdam en Curaçao zijn allebei op weg naar een groene economie, alleen het tempo verschilt behoorlijk', zegt Juan Carlos Goilo van de Universitei ...

Een rake observatie: bij de meeste niespartijen is de neusholte afgesloten, en staat de mond juist open. Het gevolg is een complete druppelfontein afkomstig uit de mond. Dat lijkt een onlogische reactie, aangezien het doel van de nies is om de irriterende substantie de neusholte uit te blazen.
‘Het is relatief eenvoudig om te laten zien dat er bijna geen lucht door de neus loopt tijdens een nies’, stelt de Australische neuroloog William Burke in zijn artikel Why Do We Sneeze, dat verscheen in het vakblad Medical Hypotheses (april 2012). Een propje dat je in je neusgat propt, wordt er niet uitgeblazen, en een papiertje onder je neusgat beweegt zelfs nauwelijks tijdens de nies, aldus Burke.
De neuroloog lanceerde in zijn artikel een alternatieve verklaring voor de nies. ‘Wat de meeste leerboeken niet vermelden, is dat er binnen enkele seconden na de nies een overvloedige afscheiding van neusvocht is’, stelt Burke. Hij denkt dat de plotselinge drukverhoging in de mond zenuwen stimuleert die de snotvloed opwekken, die vervolgens de irriterende indringer verdunt en wegspoelt. Niet via de neusgaten naar buiten, maar gewoon via de weg die het meeste snot gaat, na doorslikken door de slokdarm. Zo komt de indringer – bijvoorbeeld schadelijk stuifmeel – niet in de longen terecht.
De neuroloog lanceerde in zijn artikel een alternatieve verklaring voor de nies. ‘Wat de meeste leerboeken niet vermelden, is dat er binnen enkele seconden na de nies een overvloedige afscheiding van neusvocht is’, stelt Burke. Hij denkt dat de plotselinge drukverhoging in de mond zenuwen stimuleert die de snotvloed opwekken, die vervolgens de irriterende indringer verdunt en wegspoelt. Niet via de neusgaten naar buiten, maar gewoon via de weg die het meeste snot gaat, na doorslikken door de slokdarm. Zo komt de indringer – bijvoorbeeld schadelijk stuifmeel – niet in de longen terecht.
Met een hele batterij experimenten testte Burke zijn hypothese. Daarbij gebruikte hij zichzelf als proefpersoon. Burke stak een drukmeter in zijn mondholte, waarmee hij de binnensmondse drukveranderingen tijdens de nies vastlegde. Daaruit bleek dat een typische nies de druk binnen 0,1 seconde met 0,18 atmosfeer doet stijgen, waarna binnen enkele seconden zo’n 0,1 tot 0,2 milliliter extra snot wordt geproduceerd.
Een beetje omslachtig is de verklaring wel: indringer produceert reflex, reflex produceert drukpiek, drukpiek jaagt snotproductie aan. Maar volgens Burke kan een bepaald type zenuwen, ontspruitend aan een zenuwknoop in de neusholte en uitmondend in het verhemelte, de link veroorzaken. Zenuwen kunnen namelijk wel degelijk impulsen genereren als reactie op drukverschillen, voert Burke aan. ‘Het is bekend dat drukverschillen zenuwimpulsen kunnen opwekken, bijvoorbeeld bij het stoten van de elleboogzenuwen, bekend als het telefoonbotje.’
Een beetje omslachtig is de verklaring wel: indringer produceert reflex, reflex produceert drukpiek, drukpiek jaagt snotproductie aan. Maar volgens Burke kan een bepaald type zenuwen, ontspruitend aan een zenuwknoop in de neusholte en uitmondend in het verhemelte, de link veroorzaken. Zenuwen kunnen namelijk wel degelijk impulsen genereren als reactie op drukverschillen, voert Burke aan. ‘Het is bekend dat drukverschillen zenuwimpulsen kunnen opwekken, bijvoorbeeld bij het stoten van de elleboogzenuwen, bekend als het telefoonbotje.’
Burkes collega’s hebben zijn theorie nog niet massaal omarmd. Wel zijn ze het er over eens dat niezen, hoe alledaags ook, een slecht begrepen verschijnsel is. Zo moet 17 tot 35 procent van mensen niezen van licht, of kunnen ze door licht over de drempel van een nies geholpen worden. Nog vreemder is dat die eigenschap erfelijk bepaald wordt, en wel dominant autosomaal: wie één lichtniesgen erft van een ouder, niest zelf ook van in de zon kijken.