Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Stefan van der Stigchel, hoogleraar cognitieve psychologie aan de Universiteit Utrecht
‘Ik vond Donald Trump een slechte president, maar dat klopt dat eigenlijk wel? Of komt het doordat ik alleen maar naar de Daily Show kijk en kranten lees waarin hij wordt afgeschilderd als een totale gek? Ik twijfel over mijn eigen waarneming en dat is heel nuttig.
Hoe beïnvloeden sociale contacten het microbioom?
We gingen er lang van uit dat het microbioom wordt gevormd tijdens de babytijd. Inmiddels blijkt echter dat je latere leven bepalend is.
Mijn onderzoek richt zich op de basale functies van ons brein zoals aandacht en waarneming. Het brein produceert de waarneming. Ik vraag me steeds af: maar hoe werkt dat dan?
Door mijn onderzoek kwam ik er de afgelopen jaren achter dat aandacht een heel beperkt fenomeen is. Je kan alleen iets oppikken door er aandacht op te richten. De rest wordt grotendeels genegeerd.
Een groot moment van inzicht was de periode dat ik een toegankelijk populairwetenschappelijk boek ging schrijven: Zo werkt aandacht. Ik werd gedwongen om mijn theoretische kennis op zo’n manier uit te leggen dat de mensen het kunnen toepassen in de echte wereld. De wereld waarin ik zelf ook rondloop. Ik vond het bizar dat ik dat eigenlijk nooit zo gerealiseerd had. Sindsdien hecht ik grote waarde aan het belang van aandacht voor mijn eigen waarneming van de wereld. Klopt dit wel? Ik vraag me dat soms hardop af. Conclusie: waarneming is voor iedereen anders.’