Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze week: Robbert Dijkgraaf, universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van het Institute for Advanced Study in Princeton.

‘Als wetenschapper ben je een avonturier die naar plekken toegaat die niemand kent. Je krijgt zicht op de verste sterren en de kleinste deeltjes, je leert hoe je lichaam van binnen werkt en je duikt in de geschiedenis van ver terug. Wetenschappers zijn moderne ontdekkingsreizigers en als geen ander wil ik daarover vertellen.

Iedereen heeft een andere manier om aangesproken te worden, dus als wetenschapper moet je verschillende vormen gebruiken: een anekdote, een komische noot of een historisch feitje. Als je over de zwaartekracht vertelt, dan kan je een appel omhooggooien, en een miljard is prima te illustreren met een volle bak zand. Wetenschap bedrijf je namens de samenleving en het is goed dat de mensen geïnformeerd worden wat de wetenschap allemaal ontdekt, ook om uiteindelijk in hun persoonlijke beslissingen daar gebruik van te maken.

'Stel een leeftijdsgrens in voor euthanasie bij psychisch lijden'
LEES OOK

'Stel een leeftijdsgrens in voor euthanasie bij psychisch lijden'

We moeten terughoudender zijn met het aanbieden van euthanasie bij psychisch lijden, stelt psychiater Jim van Os. Vooral bij jonge mensen.

Robbert Dijkgraaf in 2016. Foto: Bob Bronshoff
Robbert Dijkgraaf in 2016. Foto: Bob Bronshoff.

Ik besteed veel tijd aan wetenschapspopularisatie. Ik schrijf columns, houd lezingen en kom op de radio, maar een heus eureka-moment beleefde ik tijdens mijn eerste DWDD-college. Op primetime praatte ik een uur lang over de oerknal. De dag er na kreeg ik een grafiek te zien waar je het aantal kijkers per seconde ziet. Het was gelukkig een prachtige grafiek, hij ging snel omhoog en bleef daar ook.

Het was de eerste keer dat ik een experimenteel resultaat zag, met cijfers die vertellen wat wel en niet werkt. Hierdoor werd voor mij wetenschapscommunicatie net zo echt en meetbaar als de wetenschap zelf. Dit was voor mij een heel prettig inzicht. Mijn conclusie was dat ik mijn leven als onderzoeker niet hoef te veranderen als ik over datzelfde onderzoek vertel.’