Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Hanneke Hulst (39), hoogleraar neuropsychologie in gezondheid en ziekte aan de Universiteit Leiden.

‘Multiple sclerose (MS) is een ziekte van het centrale zenuwstelsel, ofwel de hersenen en ruggenmerg, waardoor de aansturing van spieren niet goed gaat. Nederland telt ongeveer 34 duizend MS-patiënten. Bij de ziekte ontstaan er kleine ontstekingen in de hersenen op willekeurige locaties, waardoor de uiting van de ziekte voor elke patiënt anders is.

In principe kan iedereen MS krijgen. Het is een combinatie van domme pech, wat omgevingsfactoren en een klein beetje genetica. Mijn moeder had MS, waardoor ik de ziekte ook ken vanuit een ander perspectief. Veel mensen kennen de lichamelijke beperkingen, maar problemen met het denken, zoals geheugenproblemen komen ook vaak voor, en dat vond ik als ‘dochter van’ het meest schrijnende.

We zijn niet verslaafd aan  onze telefoons en hebben  geen ‘digitale detox’ nodig
LEES OOK

We zijn niet verslaafd aan onze telefoons en hebben geen ‘digitale detox’ nodig

Onszelf beschrijven als verslaafd aan onze telefoon werkt contraproductief, betoogt psycholoog Pete Etchells.

Hanneke Hulst

Mijn grootste inzicht kreeg ik het afgelopen jaar, toen ik mijn baan bij het MS-centrum Amsterdam (VUmc) verruilde voor een werkplek bij de Universiteit Leiden. Wetenschappers zijn vaak heel honkvast. Als ze eenmaal ergens werken, blijven ze soms jaren of zelfs de rest van hun leven zitten.

Ik heb zelf ervaren hoe goed verandering is. Voor het scherp stellen van je eigen perspectief en de manier waarop je met problemen omgaat is wisseling van omgeving niet alleen nodig, maar ook heel inspirerend.

In Amsterdam had ik het geweldig naar mijn zin, ik had net een nieuwe subsidie binnengehaald en had daar nog jaren hele mooie dingen kunnen doen. Maar hier in Leiden ben ik weer echt getriggerd, door de andere omgeving, maar óók doordat artsen en psychologen op een andere manier naar problemen kijken.

Hierdoor zijn mijn onderzoek en mijn gedachten over de vragen die we moeten beantwoorden binnen het onderzoek verrijkt. Het is completer. Door uit mijn comfortzone te gaan, is mijn denkpatroon doorbroken en kijk ik anders naar de problemen van gisteren. Deze verrijkte blik gun ik iedereen.’