Astronaut André Kuipers verbleef tweemaal in het internationale ruimtestation. Wij vroegen hem naar de toekomst van de bemande ruimtevaart. ‘We zetten nu babystapjes, maar op een gegeven moment gaan we lopen.’
Vrijwel elke ontdekkingsreis die de mensheid ooit heeft gemaakt, heeft zich afgespeeld op aarde. Te voet, met boten, vliegtuigen en auto’s verkenden we elk stukje van het oppervlak van onze planeet. We ontdekten nieuwe continenten, voeren over – en onder – oceanen en verlegden onze grenzen zelfs naar het luchtruim. Vlak buiten die grenzen lonkt nu een uitgestrekte leegte waaraan wij pas een paar bescheiden bezoekjes hebben gewaagd. De ruimte is de laatste plek waar de mensheid haar spreekwoordelijke voetafdruk nog moeten achterlaten.
Astronaut André Kuipers behoort tot het selecte groepje pioniers dat de eerste voorzichtige stapjes buiten onze dampkring heeft gezet. Hij is een van de weinige bewoners van deze overvolle planeet die het voorrecht heeft geproefd om van buitenaf te kijken naar de kwetsbare blauwe knikker die wij als thuis beschouwen.
Socioloog over zelfmoordpreventie: ‘Probeer iemand met suïcidale gedachten uit het dal te helpen’
Socioloog Diana van Bergen en haar collega’s hebben een beurs van 9 ton gekregen voor een zelfmoordpreventieproject. ‘We weten dat er in de direct ...
Toch zijn die eerste voorzichtige stapjes op kosmische schaal niets meer dan baby- stapjes, meent Kuipers. Onze aangeboren pioniersgeest wakkert het diep in ons verankerde verlangen aan naar nieuwe ontdekkingsreizen, naar tochten naar verre sterren en vreemde planeten.
De dagen die Kuipers in de ruimte doorbracht, geven hem een unieke blik op onze kleine planeet en onze toekomstige plaats in de kosmos. Wij gingen uitgebreid met hem in gesprek over sciencefiction, kosmische reizen en de rol van een nietige mens in een angstaanjagend groot heelal.
Hebt u altijd al de ruimte willen verkennen?
‘In zekere zin wel. Het begon als jongensdroom. Mijn oma gaf me sciencefictionboekjes – echte sciencefiction, geen draken en dat soort toestanden, maar ruimteschepen, andere planeten, buitenaardse wezens en een boeiende blik op de toekomst. Mijn eerste sciencefictionboekjes waren van de Perry Rhodan-serie, maar ik las en zag veel meer. Ik bekeek boeken met prachtige
sciencefictiontekeningen over een basis op de maan, op Mars en op andere planeten. Ik keek naar 2001: A Space Odyssey. Als kind begreep ik daar niet veel van. Het was voor mij een bizarre film, maar de beelden van de ruimte die ik zag, vond ik intrigerend.
‘De ruimte in gaan werd toen een droom, maar niets meer dan dat. Astronaut worden was iets voor Amerikaanse testpiloten. Achter het IJzeren Gordijn gebeurde ook iets, maar daar wisten we niets van. Dat was geheim. En in Nederland gebeurde zoiets niet.
‘Ik las ook andere verhalen. Over een planeet waar de bewoners leven maakten. In één verhaal bouwden ze een soort slaven met vier armen. Dat deden ze met behulp van biochemische kennis. Dat wakkerde in mij de interesse aan naar leven, naar hoe dat ontstaat en hoe het in elkaar zit. Daarom ging ik geneeskunde studeren. Al die interesses komen voort uit de sciencefiction.’
Veel jongens en meisjes vinden sciencefiction leuk en dromen ervan astronaut of uitvinder te worden. Hoe hield u die droom later nog levend?
‘Op de middelbare school had ik leraren die mijn interesses aanwakkerden. Ik had een docent natuurkunde die extra lessen gaf over astronomie. Hij vertelde over de lichtsnelheid, over lichtjaren. Hij legde uit wat supernova’s waren. Ik vond dat iets magisch, dat greep me enorm.
‘Daarnaast had ik een biologieleraar die ons meenam de natuur in. Hij liet ons wilgen knotten, maar vertelde ook over DNA dat toen – in de jaren zeventig – allemaal net ontdekt werd. Dat is me heel erg bijgebleven. Achter onze school waren gebouwen van de Universiteit van Amsterdam en mijn leraar zei op een gegeven moment dat daar, in die gebouwen, mensen werkten die onderzoek deden naar virussen en DNA. Ik dacht: daar gebeurt het dus! Tijdens mijn studie geneeskunde heb ik daar onderzoek gedaan, bij de afdeling virologie. Allemaal dankzij die leraar.’
Hoe maakte u de stap van geneeskunde naar ruimtevaart?
‘Mijn interesse in de geneeskunde komt voort uit die fascinatie voor biochemie, maar ook uit mijn hang naar spanning en avontuur. Geneeskunde was voor mij ook zwaailichten op een regenachtige avond, spannend ambulancewerk, de knipperlichtjes in een operatiekamer, teamwork. Hetzelfde trok me in de ruimtevaart. Raketten, ruimtepakken, teamwork – allemaal spannende dingen. En daarnaast die boeiende wetenschap.
‘Bovendien ontdekte ik dat die ruimtevaart nuttig was, dat er onderzoek werd gedaan. Daardoor kon ik het ook aan mezelf verkopen. Ik bleek me nuttig te kunnen maken als astronaut. Op mijn eerste ruimtevlucht werkte ik bijvoorbeeld aan een onderzoek naar energiezuinige verlichting met hogere efficiëntie dan gewone gloeilampen.
‘Als astronaut ben je bij dat soort experimenten de uitvoerder. Je bent de handen en ogen van de wetenschapper op de grond. Astronauten hebben meestal wel een wetenschappelijke achtergrond. Wubbo Ockels was kernfysicus, ik was arts. Je moet toch weten waar je mee bezig bent en
begrijpen hoe wetenschappers denken.’
Toch stellen sommige wetenschappers, met name sterrenkundigen, dat het te duur is om mensen te sturen als onbemande missies net zo goed zijn.
‘Die kritiek snap ik wel: we vissen allemaal in hetzelfde vijvertje voor fondsen. Maar het is belangrijk om te beseffen dat wetenschap niet het enige onderdeel is van die bemande ruimtevaart. Het ruimtestation is bijvoorbeeld gebouwd door allemaal landen die elkaar nog niet zo lang geleden naar het leven stonden. En nu hebben ze een zichtbare internationale samenwerking en bouwen het grootste technologische project dat er is. Wat mij betreft gaat de Nobelprijs voor de vrede naar het internationale ruimtestation. Dat meen ik serieus! Bovendien is er onze verkenningsdrang. We hebben de oceanen, bergen, poolgebieden, woestijnen en de lucht allemaal al overwonnen. De ruimte is de volgende stap. Mensen willen zich verspreiden.
‘De wetenschap komt daar dan nog bij. We zijn al in de ruimte om die andere redenen. En dan heb je ineens een prachtig laboratorium waar een omstandigheid bestaat die je op aarde alleen even twintig seconden kunt opwekken tijdens een paraboolvlucht. Universiteiten, instituten en industrieën zijn geïnteresseerd. Ze doen onderzoek naar vloeistoffysica, schuimvorming, verbrandingsprocessen, het evenwichtsorgaan, noem maar op.
‘Tot slot is er nog de industriële innovatie die uit bemande ruimtevaart voortkomt. Anti-kraslagen op brillen, temperatuursensoren en geheugenschuim komen bijvoorbeeld uit de ruimtevaart.
‘Daarom denk ik dat het argument uit de sterrenkunde niet opgaat. Je kunt het ook omdraaien: wat heeft een mens aan sterrenkunde? Wat maakt het uit of een ster rood of blauw is? Er is geen direct maatschappelijk of economisch resultaat van sterrenkunde. Toch ben ik groot voorstander van dat soort onderzoek, want het gaat om het vergaren van kennis. We willen verkennen en leren en onze omgeving doorgronden. Dat geldt ook voor de bemande ruimtevaart.’
Hoe gaat die bemande ruimtevaart zich de komende jaren ontwikkelen?
‘Dat begint met commercialisering. Als je naar het weerbericht kijkt, zie je al marktwerking. Het KNMI koopt gegevens van
Meteosat. Die bouwen satellieten, maar om die te kunnen lanceren gaan ze de rakettenmarkt op, om te kijken wie dat goed kan.
‘In de bemande ruimtevaart begint dat nu ook. Neem SpaceX, het ruimtevaartbedrijf van Elon Musk. SpaceX bouwt eigen raketten en eigen ruimteschepen met hitteschild, zodat er bijvoorbeeld medische resultaten naar de aarde teruggestuurd kunnen worden. En andere bedrijven doen net zoiets. Orbital bijvoorbeeld, of Boeing. Dat levert ruimteschepen op die niet met overheidsgeld worden gebouwd.’
Is dat een goede zaak?
‘Ja. Omdat het effectiever is. De overheid moet dingen doen die gevaarlijk en nieuw zijn. De eerste Ariane5-raket explodeerde, dat was heel vervelend. Maar er was geen bedrijf dat daardoor over de kop ging. Nu een heleboel van dat soort lanceringen goed zijn gegaan, neemt een bedrijf dat over. Dat is efficiënter, dan krijg je concurrentie. Dat is gunstig.
‘Het moet dan wel veilig zijn. Dat heb je bijvoorbeeld ook gezien in de luchtvaart. Dat begon met pioniers. Die stortten af en toe neer, waren de helden van de luchtvaart. Daarna werden het militairen, toen bezorgde men de post en daarna volgde het toerisme. Dat is economisch een enorm belangrijke factor. Hetzelfde gebeurt straks in de ruimtevaart.’
Zet u nu niet een erg grote stap?
‘Nee. Toerisme in de ruimtevaart is er al. Als je vijftig miljoen dollar hebt, mag je met de Russen mee. Natuurlijk zijn er maar weinig mensen die dat kunnen, maar er komen straks ook toeristische suborbitale vluchten bij. Al is dat eigenlijk meer luchtvaart dan ruimtevaart omdat je niet in een baan om de aarde gaat. Toch ben je bij die suborbitale vluchten al vijf minuten gewichtsloos. Het zijn de eerste stapjes en daarvoor moet je nu nog gezond zijn. Je krijgt veel G-krachten te verwerken bij de terugkeer. Je moet een drukpak aan. Maar dit soort dingen wordt op een bepaald moment zo veilig dat je
gewoon kunt instappen zoals nu in een
passagiersvliegtuig. En dan komt er ook een hotel in een baan om de aarde. En een hotel op de maan. Dat klinkt nu nog als sciencefiction, maar het gaat gebeuren, want er is geld te verdienen.’
Nog even terug naar de bemande ruimtevaart van nu. Wat gaan we als eerste doen? Terug naar de maan?
‘Ja. Amerika gaat terug met het nieuwe ruimteschip Orion. Europa doet daar ook aan mee. Er loopt straks een Europese astronaut op de maan. Dat zal ik niet zijn, daarvoor duurt het nog te lang. Waarschijnlijk wordt het een Duitser, want die betalen het meeste. Maar de Chinezen zijn met hun eigen programma bezig, die hebben al autootjes op de maan neergezet en zijn misschien wel de eersten die terugkeren.’
Wat wordt de rol van China?
‘Het Chinese ruimtevaartprogramma is gebaseerd op het Russische programma. Het Chinese ruimtepak, het Chinese ruimteschip, het is allemaal een kopie van de Russen. En ze gaan enorm snel, ze schakelen veel sneller dan de Amerikanen in aanloop naar de Apollomissies.
‘Dat zorgt voor een nieuwe space race en dat is gunstig. Dan gaat de nationale trots van Amerika weer een rol spelen. Die kunnen het niet laten gebeuren dat er straks Chinezen op de maan staan en zij niet.’
Verandert dat de machtsverhoudingen?
‘Misschien. De vraag is ook wat de rol van de Russen wordt. Ik verwacht dat Amerika zich wat meer afkeert van Rusland, ook gezien de huidige politieke problemen [het interview vond plaats in 2015, red.]. Nu is iedereen nog afhankelijk van de Russen. Je kunt alleen naar het ruimtestation met de Sojoez. En ook op het ruimtestation is iedereen van elkaar afhankelijk. De zonnepanelen staan bij de Amerikanen, de Russen hebben de motoren. Maar zodra de Amerikanen astronauten kunnen meesturen met SpaceX, gaat geen Amerikaan meer met de Sojoez.
‘Europa zit er altijd een beetje tussenin. Europa doet ook dingen met China, dus Europa heeft een lijmfunctie. Ik denk dat er straks een Europese astronaut met de Chinezen mee gaat vliegen. Amerika kan dat moeilijk verkopen aan z’n bevolking, maar voor Europa is dat een goede rol.’
En wat doen we nadat we terug zijn gekeerd op de maan?
‘Dan gaan we naar Mars. Ik hoop dat dat een internationale missie wordt. Dat is een filosofisch en politiek standpunt, want het mooiste is toch als we het met z’n allen doen. Maar het zou best kunnen dat China of Amerika het in z’n eentje doet. Ik zeg altijd: over 25 jaar staan er mensen op Mars, maar dat zei ik 25 jaar geleden ook. Het schiet nog niet zo op. Toch weet ik zeker dat het gaat gebeuren.’
Het Nederlandse initiatief Mars One wil deelnemers een enkeltje naar de rode planeet geven. Zijn zij straks de eerste?
‘Ik snap hun idee, ik snap de obsessie. Ik wil ook graag naar Mars. Maar Mars One gaat niet lukken. Ten eerste is het niet ethisch. Ze stellen dat je niet terug kan keren van Mars. Dat is onzin. Natuurlijk kun je terug. We kunnen ook vanaf de aarde een raket lanceren en de aarde is drie keer zo zwaar, hier is dus nog veel meer zwaartekracht en is het dus nog lastiger om een raket te lanceren. Je kunt zo’n lanceerraket ook gewoon naar Mars brengen. Maar dat kost wel geld.
‘Als je mensen een enkeltje Mars geeft, dan gaan ze daar dood. Ik bedoel dan niet alleen van ouderdom. Dat gebeurt al veel sneller. Er is niks op Mars. Je hebt een heel dun dampkringetje van kooldioxide, alsof je op honderd kilometer hoogte zit. Er is geen zuurstof. Water is er hoogstens in de vorm van permafrost onder de grond. Dat betekent dat je permanent water moet gaat winnen. Daar moet je apparatuur voor hebben en die mag nooit stuk gaan. Uit het water moet je vervolgens zuurstof maken. En ook die apparaten mogen niet stuk gaan. Daarnaast moet je eten en dus moet je gewassen verbouwen. Daar mag geen enkel virusje of schimmeltje bij komen, want als je je oogst kwijt bent, ga je dood. Je moet je ook nog beschermen tegen straling. Daarvoor moet je onder de grond gaan werken, want Mars heeft geen magneetveld. Daardoor komt er veel radioactieve straling binnen. En dat is ook voor je gewassen niet zo goed. En dus moet je apparatuur hebben om ondergronds te werken.
‘Dat alles kan technisch best, maar niet als je maar vier mensen daarheen stuurt met beperkte middelen. De mensen van Mars One zeggen dan: ja, maar wij gaan elke keer voorraden sturen. Zodat ze in leven blijven. Maar dan komt de vraag: wie gaat dat dan betalen? Het kost miljarden om dat te doen.
‘Ze willen een realityshow ervan maken en omroepen laten betalen. Die zien dat in theorie best zitten. Endemol is ermee bezig geweest. Maar dit plan gaat jaren duren. Allereerst kost het al negen maanden om op Mars te komen en aan boord gebeurt niet veel. Vervolgens moet zo’n omroep blijven betalen. Want als je je handen ervan aftrekt, gaan die mensen op Mars dood. Endemol heeft zich daarom al teruggetrokken.
‘Kortom: ik snap het principe. En ik ben ervan overtuigd dat mensen naar Mars gaan. Maar niet met een enkeltje van Mars One.’
Zijn er nog andere interessante bestemmingen waar we misschien heen kunnen?
‘Veel verder dan Mars kunnen we voorlopig niet, of in elk geval niet bemand. De ijzige Jupiter-maan Europa is wel erg interessant. Daar hebben we geisers ontdekt. Dat betekent dat er warm water onder het ijs zit. Moet je je voorstellen dat onder dat ijs, in het water, leven zit! Ook Saturnus-maan Enceladus is een interessante ijsmaan. Maar naar deze manen vliegen we voorlopig niet bemand. Daarvoor zijn ze te ver weg.
‘Een andere optie is om een planetoïde te vangen, daar zijn concrete plannen voor. Allereerst wil je kijken of je ze kunt afbuigen. Planetoïden zijn potentiële killers voor de hele wereld. Af en toe komen er jongens voorbij met een doorsnee van kilometers. Als er zo eentje op aarde terechtkomt, heb je een uitstervingsgolf ter grootte van die van de dinosauriërs te pakken.
‘We kunnen die dingen wel volgen, maar we zien nog niet alles. Dus als er ineens eentje op aarde afkomt, wat dan? In films als Armageddon en in Deep Impact is het allemaal geen probleem, maar in werkelijkheid kunnen we zoiets nog niet. Terwijl we in theorie wel de technische capaciteit hebben. We zouden er best een ruimteschip heen kunnen sturen met motoren en dan zo’n asteroïde een heel klein beetje afbuigen. Alleen moet je dat dan wel eerst geprobeerd hebben.
‘Een tweede reden om te gaan zijn de materialen in zo’n planetoïde. Neem bijvoorbeeld iridium, een metaal dat heel zeldzaam is op aarde, maar wel in asteroïden zit. China en Afrika kopen nu alles op. Dat soort zeldzame aardmetalen zijn interessant voor de industrie, voor computerchips bijvoorbeeld, en kun je misschien halen op kometen.’
In de jaren vijftig tot en met zeventig lanceerden we mensen de ruimte in, brachten hen in een baan om de aarde en later naar de maan. Nu hebben we alleen het internationale ruimtestation en praten al jaren over vervolgstappen zoals Mars. Zit de ruimtevaart in een dip?
Er zijn altijd dips. We hebben een dip gehad na het ongeval met de Sojoez 11. Toen stond de Russische ruimtevaart een tijdje stil. Na Apollo 1 stond het even stil in Amerika. De Challenger, Columbia – als er iets gebeurt, is er altijd een dip. Bovendien is er altijd het probleem van geld. Nasa moet altijd geld vragen bij het Amerikaanse congres, ESA moet altijd geld vragen bij de lidstaten.
‘Dips zijn er zeker. Maar op de lange termijn zie je ze niet meer. Na de eerste ontdekkingsreizen in het verleden, duurde het ook tientallen jaren tot de volgende groep ging. Dat ging heel langzaam, maar zo kijken we er niet op terug. Wanneer mensen over tweehonderd jaar terugkijken, ziet niemand nog die dips. Dan zien ze alleen nog maar
Spoetnik, Gagarin en Armstrong, het eerste ding in de ruimte, de eerste mens in de ruimte en de eerste mens op de maan.
‘Wij leven in de tijd waarin we als mensen de eerste stapjes zetten in de verkenning van het heelal. Dat zijn babystapjes, gauw even terug in de wieg, en dan hops, nog een babystapje. Maar op een gegeven moment gaan we lopen. Dan krijg je nieuwe technologieën waardoor we veel sneller kunnen vliegen, met ionenmotoren bijvoorbeeld. Dan kunnen we langer de ruimte in en er ook blijven.’
Hoe lang moeten we daar nog op wachten? Maken wij het nog mee?
‘Ik hoop nog mee te maken dat er mensen op Mars staan. Het moment dat we een eerste permanente basis op de maan of op Mars bouwen, is nog vele decennia verwijderd. En het moment dat we echt in grote kolonies op een andere planeet gaan wonen, nog wel honderden jaren. Dat ga ik dus allemaal niet meer meemaken. Maar wat is ons leven op astronomische schaal? Zelfs duizend, tienduizend, honderdduizend, een miljoen jaar is niks. Ons heelal is 13,5 miljard jaar oud. Moet je je voorstellen wat er in een miljard jaar kan gebeuren. Mensen gaan zich
verspreiden, er komen technieken die we nog helemaal niet kunnen bedenken, waardoor we naar andere sterren toe kunnen.
‘Volgens de huidige wetten van de natuurkunde kunnen we niet sneller vliegen dan het licht. Maar zeg nooit ‘nooit’ in de wetenschap. Van veel dingen die nu kunnen, dachten eminente wetenschappers ooit dat ze onmogelijk waren.
‘En er zijn ook andere opties om naar de sterren te gaan. Sneller vliegen dan het licht hoeft niet eens. Zo’n ruimteschip kan er best vierduizend jaar over doen. Dan praat je over generatieschepen bijvoorbeeld, of misschien lukt het ons om mensen in te vriezen ‒ en te ontdooien natuurlijk. Misschien worden mensen wel veel ouder dan nu. Of we sturen alleen DNA. Dat soort dingen kunnen allemaal gebeuren. Ik denk echt dat er ooit mensen – of de evolutionaire nazaten van mensen, misschien zijn we tegen die tijd wel halve machines – bij andere sterren zullen komen. Dat gaat gebeuren.’
Het moet wel heel gek lopen, wilt u nog eens buiten de dampkring komen. Hoe voelt het om vast te zitten op de aarde?
‘Niet slecht. Want de aarde is zelf een ruimteschip. Mensen vragen mij weleens hoe het heelal eruit ziet. Dan zeg ik: kijk ’s nachts gewoon naar buiten. Mensen beseffen niet dat als zij ’s nachts naar boven kijken, dat ze dan recht het heelal inkijken. Wanneer je een zonsverduistering ziet, zie je ons draaiende zonnestelsel, de maan die als zwarte bol voor de zon is geschoven. En als je op een hele donkere plek bent – een woestijn of zo – dan word je als het ware opgezogen door ons melkwegstelsel. Door dit soort fenomenen kun je je ook op aarde onderdeel van iets veel groters voelen. Ik voel me hier op aarde regelmatig weer astronaut.
‘En onze planeet is zo vreselijk mooi. Begrijp me niet verkeerd: de ruimte is fantastisch, maar het is allemaal kunststof, metaal en apparaten die je hoort op het ruimtestation. Je begint vanzelf de natuur te missen.’
Uw tijd in de ruimte heeft uw waardering voor de aarde vergroot?
‘Ja. We hebben een beeldschone planeet. Maar ik ben ook bezorgd. De aarde geeft me een claustrofobisch gevoel. Deze planeet is alles dat we hebben. Het heelal is niet alleen mooi, maar ook heel dreigend, heel vijandig. Wij leven op een vreselijk klein bolletje, je vliegt er zo omheen.
‘Mensen hebben niet door hoe beperkt de aarde is. Dat we helemaal niet zoveel vruchtbare grond hebben. Je ziet vanuit de ruimte alle prachtige lichtjes, veroorzaakt door mensen. Vreselijk mooi, maar ook alarmerend. Als er iets gebeurt, kunnen we nergens heen. En dat ‘iets’ kan van alles zijn. De inslag van een komeet, een atoomramp, een virus. Misschien verknallen we de aarde met luchtvervuiling of gebruiken haar helemaal op, vangen alle vissen en kappen alle bossen. Dan denk ik: pas nou op! We zitten opgesloten op dit bolletje, in dat zwarte, lege, onbarmhartige heelal. Dus laten we alsjeblieft goed voor de aarde zorgen. We hebben geen ander thuis.’
Mis niet langer het laatste wetenschapsnieuws. Meld je vandaag nog aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees ook:
- Gasthoofdredacteur André Kuipers onthult ‘zijn’ New Scientist
- Nieuw ruimtepak maakt poepen voor astronauten een stuk prettiger
- Brein astronauten vervormt tijdens verblijf in de ruimte