Onderzoekers bestudeerden de nieren van manisch-depressieve patiënten die lithium slikken. Een deel van deze mensen heeft een hoog vochtverlies. Een bedplasmiddel biedt hoop.

Twintig tot vijfentwintig procent van de manisch-depressieve patiënten die lithium slikken heeft een nierstoornis. Deze patiënten hebben continu dorst. Hun nieren concentreren de voorurine niet goed. Om uitdroging te voorkomen, moeten ze zes liter water per dag drinken. Onderzoekers van de Katholieke Universiteit Nijmegen onderzochten waar de urinestoornis vandaan komt. Het watertransporteiwit aquaporine-2 blijkt de boosdoener te zijn. Dit is een eiwit dat interfereert met het watertransport in de nieren.

De deskundigen ontdekten een middel dat urine concentreert. Het gaat om het medicijn minrin, een synthetisch antidiuretisch hormoon dat alleen op de nieren aangrijpt. Het hormoon zorgt dat de nier urine vasthoudt. Dit zou betekenen dat patiënten in plaats van zes liter nog maar vier liter water per dag hoeven drinken. Bedplassers gebruiken het medicijn ook.

Op eigen houtje fitnessen oorzaak van veel blessures
LEES OOK

Op eigen houtje fitnessen oorzaak van veel blessures

Een op de vijf Nederlanders doet aan fitness. Dat leidt tot een miljoen blessures per jaar. Bewegingswetenschapper Lisa Noteboom onderzocht hoe die ku ...

De onderzoekers, gefinancierd door NWO-Medische Wetenschappen, testten het hormoon eerst uit op ratten. De resultaten uit het rattenonderzoek zijn niet representatief voor de mens. Daarom was het testen op mensen vooraf noodzakelijk. Ratten kunnen hun urine zo sterk concentreren dat deze stroperig wordt. Mensen concentreren hun urine ongeveer drie keer minder dan ratten.

Naast patiënten die lithium slikken hebben ook mensen met sikkelcelanemie deze urinestoornis. Mensen met een hoog kalkgehalte als gevolg van bepaalde vormen van kanker of een ziekte van de bijschildklier hebben moeite met het vasthouden van urine. Of die mensen baat hebben bij het hormoon moeten de NWO-onderzoekers nog nagaan. Hiervoor zijn testen in ontwikkeling.

Ingrid van Vilsteren