Rotterdamse onderzoekers hebben ontdekt dat genen helpen bij het netjes repareren van DNA. Zonder zo'n gen voert het lichaam de reparatie maar slordig uit. Dat leidt tot nieuwe schade die kan uitmonden in kanker.


Slechte reparatie van DNA-schade kan mutaties veroorzaken en tot kanker leiden. Rotterdamse celbiologen bestudeerden in een NWO-project de reparatie van DNA-schade. Ze keken zowel naar beschadiging door straling als naar beschadiging door chemokuren.
Cellen kunnen DNA-breuken op diverse manieren repareren. Bij de nette manier, homologe recombinatie kopieert de cel de informatie van een intadct DNA-molecuul naar het gebroken fragment. Een slordiger oplossing is het homoloog plakken, dat optreedt wanneer een zelfde stukje DNA iets verderop in hetzelfde DNA-molecuul aanwezig is. De cel verwijdert dan het onbeschadigde, tussenliggende stuk DNA. Dit kost minder tijd dan via de nette manier, maar heeft als risico dat informatie verloren kan gaan. Bij de derde, meest simpele en meest slordige manier plakt een cel de DNA-eindjes rond een breuk meteen aan elkaar.
De DNA-onderzoekers keken eerst naar dubbelstrengsbreuken. Die ontstaan bijvoorbeeld na bestraling. De onderzoekers simuleerden bestraling door gericht het DNA van muizencellen te beschadigen. Muizencellen waarbij ze eerst het gen Rad54 onklaar hadden gemaakt, kozen veel vaker dan normaal voor een slordige reparatie. In normale muizencellen verloopt hooguit zestig procent van de reparaties op de slordige manier. Nu werd dat ruim tachtig procent.
De resultaten laten zien dat het gen Rad54 bijdraagt aan het nette herstel van DNA-breuken en het voorkomen van mutaties. Inmiddels bekijken de onderzoekers patiënten die overreageren op een bestraling. Wellicht kan het helpen als artsen bijvoorbeeld voor een lichtere bestraling kiezen bij mensen die geen Rad54 hebben.
In een ander experiment keken de celbiologen naar de reparatie van kruisverbindingen. Dit soort schade ontstaat bij bepaalde chemokuren. De onderzoekers schakelden bij muizen het gen Snm1 uit. Hierna kregen de muizen een kleine hoeveelheid van het geneesmiddel mitomycine toegediend.
Muizen met uitgeschakeld Snm1 stierven bij een lagere dosis dan muizen met intact Snm1.De onderzoekers denken dat dit komt doordat de muizen met uitgeschakeld Snm1 de kruisverbindingen niet goed herstellen. Verder onderzoek moet uitwijzen of patiënten die sterk reageren op een chemokuur een defect Snm1-gen hebben.

Persbericht NWO