Aubière (F) – Parasieten hebben de neiging om hun genoom te verkleinen. De eiwitten die ze zelf niet langer aanmaken, lenen ze van hun gastheer.


Veel parasieten hebben zich in de loop van hun evolutie ontdaan van genetische overbodigheden. Ze overleven met behulp van alleen het meest noodzakelijke. Volgens sommige parasitologen is deze genomische striptease de sleutel tot hun overlevingssucces. Ook deze week zien we hiervan een mooi voorbeeld, in een Franse studie gepubliceerd door het tijdschrift Nature.
De eencellige parasiet Encephalitozoon cuniculi, die zich ophoudt in menselijke cellen, heeft zijn genoom gereduceerd tot 2,9 miljoen basenparen. Dat is opmerkelijk weinig voor een organisme dat behoort tot de groep van de eencellige protozoën, waar ook de amoebe en het pantoffeldiertje deel van uitmaken. De omvang van het E. cuniculi-genoom bedraagt slechts 0,1% van het genoom van de mens en eenvijfde van dat van bakkersgist. Zelfs het genoom van de meeste bacteriën is groter. De Fransen konden diverse genen die coderen voor onmisbare biologische levensprocessen en reactieketens in de cel niet terugvinden. De genen zijn kennelijk in de loop van de evolutie door het protozoön overboord gegooid ten voordele van een efficiënter infectiesysteem en een snellere celdeling. De parasiet doet het uiteindelijk met minder dan tweeduizend genen, een absoluut laagterecord in de wereld van de eukaryoten. Zelfs voor zijn hele energievoorziening moet de parasiet te leen bij de mitochondriën van zijn gastheer.
Verder blijken de meeste genen van E. cuniculi compacter en korter te zijn dan genen met eenzelfde functie bij andere organismen. Het genetisch reductionisme gaat zo ver dat het voor de Franse biologen bijna onmogelijk was de evolutionaire afkomst van het organisme te achterhalen op basis van zijn genoom. De parasiet had in de loop van zijn evolutionaire ontwikkeling zoveel stukjes van zijn genoom verloren, dat het vergelijken van DNA-sequenties met andere organismen een onbegonnen zaak was.

Peter Raeymaekers