Seattle, Washington (VS) – De mens was niet verantwoordelijk voor het massale uitsterven van mammoeten en andere grote zoogdieren zo’n 11.000 jaar geleden in Noord-Amerika. Zo machtig is de mens helemaal niet, stelt een Amerikaans onderzoeker. Hij denkt dat een verandering in het klimaat de oorzaak is.


De mammoeten en andere grote grazers van Noord-Amerika zijn 11.000 jaar geleden niet uitgeroeid door de eerste menselijke bewoners van dit gebied. Klimaatveranderingen zorgden voor de massasterfte, meent Donald Grayson, hoogleraar antropologie aan de University of Washington. De ‘uitroei-theorie’, in 1967 door ecoloog Paul Martin geopperd, is wijd geaccepteerd. Het idee is gebaseerd op het feit dat veel grote zoogdieren op hetzelfde moment uitstierven dat de eerste mensen, de Clovis, Noord-Amerika introkken. “Die theorie is eenvoudig te begrijpen en hij past in het beeld dat we van onszelf hebben als almachtige levensvorm,” zegt Grayson, “maar er is geen hard bewijs voor.” Volgens hem wordt de theorie bovendien misbruikt door ‘groene politici’ die grote zoogdieren, als olifanten en kamelen, willen introduceren in de Verenigde Staten.
Er stierven in het late Pleistoceen, dat 10.000 jaar geleden afliep, ongeveer 35 grote zoogdieren, waaronder paarden, kamelen, beren, reuze luiaards, sabeltandkatachtigen, mastodonten en mammoeten. Daarnaast verdwenen lokaal echter ook kleine zoogdieren als spits- en veldmuizen. “Het is niet zeker of het merendeel van de dieren echt uitstierf tijdens de tijd van de Clovis, en niet al eerder. Van slechts vijftien soorten staat vast dat ze tegelijk met de eerste mensen voorkwamen.” De Clovis jaagden wel op mammoeten, denkt ook Grayson: “Clovis-werktuigen en mammoetbotten zijn naast elkaar gevonden op meerdere plaatsen in het zuidwesten van de Verenigde Staten, maar er zijn geen botten van andere grote zoogdieren op deze plekken aangetroffen.”
Grayson houdt klimaatveranderingen verantwoordelijk voor het grote uitsterven. Circa 12.000 jaar geleden trokken de dikke ijslagen die het noordelijke halfrond grotendeels bedekten, zich terug. Deze ijslagen beschermden in Noord-Amerika het midden van het continent tegen weersinvloeden van de Noordpool. In plaats van de gelijkmatige seizoenen van voorheen, kwamen er koude winters en warme zomers, vergelijkbaar met het huidige weer in de Verenigde Staten. “Daardoor veranderde de vegetatie drastisch en verdween het leefgebied voor de grote grazers.”

Sanne Deurloo