Een zwangerschap heeft grote invloed op de hersenen, tonen Amsterdamse en Leidse onderzoekers aan. Beter inzicht daarin kan op den duur helpen bij het behandelen of voorkomen van postnatale depressie en bij problemen met de band tussen moeder en kind.

Wie zwanger is geweest of het leven heeft gedeeld met een zwangere heeft het wellicht ervaren: nieuwe moeders krijgen met het kind ook een ingrijpende upgrade van het brein, opgewekt door royale hoeveelheden zwangerschapshormonen.

Tijdens de zwangerschap komen bijvoorbeeld soms onverwachte voedselvoorkeuren naar boven. Zo snakken sommige vrouwen naar baksteengruis, zo wil een verhaal. En dan is er nog het beruchte ‘mamabrein’, waarbij verse moeders niet op alledaagse woorden kunnen komen, en vergeten waar de huissleutels liggen.

Frans de Waal (1948-2024): ‘Zo speciaal zijn wij mensen niet’
LEES OOK

Frans de Waal (1948-2024): ‘Zo speciaal zijn wij mensen niet’

Primatoloog Frans de Waal is op 14 maart 2024 overleden. In juni 2019 interviewde New Scientist De Waal. De les die hij meegaf: ‘zo speciaal zijn wi ...

Het ingrijpendst is misschien wel een persoonlijkheidsverandering. ‘Als ik terugdenk aan hoe ik zelf was voor ik kinderen kreeg, is het een beetje alsof ik denk aan een ander persoon,’ zegt Elseline Hoekzema, hersenonderzoeker aan Amsterdam UMC. ‘Voor mij zijn mijn focus, wat ik belangrijk vind en hoe ik mezelf zie erg veranderd door het moeder worden, en ik heb ook het idee dat ik zachter en empathischer ben geworden, zeker naar kinderen toe maar ook naar andere volwassenen.’

Hardware en software

Hoekzema onderzocht, samen met Leidse en Amsterdamse collega’s, de veranderingen in de hersenen die gepaard gaan met het moederschap. In 2016 publiceerden zij en collega’s al over de veranderingen in de grijze cellen van de hersenen, zeg maar de hardware van het brein.

Deze week verscheen er een wetenschappelijk artikel in het vakblad Nature Communications, over de veranderende activiteit van netwerken van hersencellen: wat je onwetenschappelijk de software zou kunnen noemen. De onderzoekers volgden hiervoor 40 vrouwen die zwanger werden. 28 van hen werden ook nog een jaar later onderzocht. De wetenschappers legden patronen in hun hersenactiviteit vast met onder andere MRI-hersenscans.

Ander zelfbeeld

‘Het gaat hier vooral om veranderingen in het default mode-netwerk, dat is een netwerk dat vooral actief is als je niet een specifieke taak aan het doen bent’, zegt Hoekzema. ‘Het is belangrijk voor zelf-gerelateerde processen: hoe je jezelf ziet, herinneringen over jezelf, maar ook voor sociale processen.’ Mogelijk hebben de veranderingen dus te maken met veranderingen die vrouwen ondergaan in hoe ze zichzelf zien; in hoeverre ze andermans emoties kunnen lezen.

De veranderingen waren ook gekoppeld aan de band die de moeders voelden met hun ongeboren kind. Hoe sterker de band, hoe meer verandering er te zien was in de hersenen. Dat gold ook voor nestelgedrag, en de hechting met hun kind na de geboorte. Over de veranderende voedselvoorkeuren, zegt Hoekzema, is op grond van het onderzoek weinig te zeggen.

Het eerste doel van het wetenschappelijke onderzoek is om de hersenen en veranderingen beter te begrijpen. Maar beter begrip zou op den duur ook kunnen helpen bij het begrijpen, behandelen of voorkomen van bijvoorbeeld postnatale depressie en andere problemen met de band tussen moeder en kind.

Geheugenverlies

De hersenveranderingen lijken grotendeels permanent: eens een moeder, altijd een moeder. Ook vaders ondergaan trouwens veranderingen, hebben andere studies uitgewezen, maar minder sterk en pas na de bevalling.

Ook de moederlijke vergeetachtigheid ‘klopt’ met wat de hersenonderzoekers zien. Hoekzema: ‘We hebben in beide studies gevonden dat er afnames zijn in de hippocampus, een hersenonderdeel dat te maken heeft met het geheugen.’ Maar er is hoop. ‘Als een van de weinige hersenstructuren verandert dit onderdeel ook weer deels terug. Rond twee jaar na de geboorte is het volume van deze structuur weer bijna op het niveau van voor de zwangerschap.’

Ook hiermee had Hoekzema niet alleen als onderzoeker te maken. ‘Het geheugenverlies is mij ook niet gespaard gebleven. Daar had ik vooral bij de tweede veel last van. Soms lukt het nog steeds slecht om op woorden te komen. Maar gelukkig lukt het me alweer voldoende om dit soort interviews te geven.’