Den Haag (NL)- Onderzoekers van het FOM-Instituut voor Atoom-en Molecuulfysica ontwikkelden een betere methode voor het meten van de kwaliteit van het binnenmilieu van musea. Van vijf geteste musea kwam Tate Britain in bijna alle proeven als beste van uit de bus. Tate onderscheidt zich van de andere musea doordat het koolstoffilters gebruikt tegen luchtverontreinigingen.


Uit de door Amsterdamse onderzoekers ontwikkelde test van het binnenhuismilieu van musea, kwam het Rijksmuseum ongeveer net zo goed uit de tests als de Uffizi in Florence. Onderaan de lijst van vijf musea staan de Alcázar in Segovia, Spanje en Sandham Chapel in Burghclere, Groot-Brittannië. De onderzoekers schrijven het succes van Tate Britain toe aan de luchtkwaliteit. Tate gebruikt als enige koolstoffilters bij de luchtinlaat. Deze filters verwijderen verzurende stoffen zoals stikstofoxiden en zwaveloxiden. De Uffizi en het Rijksmuseum inclusief depots regelen alleen het fysische klimaat. Sandham Chapel en de Alcázar ontberen elke vorm van fysische of chemische klimaatregeling.
De wetenschappers werkten met stukjes imitatieschilderij gemaakt van eitemperaverf. Eitempera is een van de oudste door schilders gebruikte bindmiddelen. De verf reageert sterk op het milieu. Ze hingen verfstrips op in toonzalen van de vijf musea, en bij het Rijksmuseum ook in de depots. Daarnaast stelden de onderzoekers in het laboratorium de imitatiekunstwerken bloot aan bekende hoeveelheden licht, gedefinieerde temperaturen en bekende concentraties luchtverontreiniging. De resultaten van de verkenning in de depots van het rijksmuseum bevestigen het vermoeden van de conserveringsafdeling van het Rijksmuseum. De luchtkwaliteit van het oude, oostelijk deel van het museum blijkt slechter dan van de nieuwere zuidvleugel.
De AMOLF-onderzoekers bestudeerden de veranderingen van de verf op moleculair niveau. Ze keken bijvoorbeeld naar de oxidatiegraad van cholesterol in het bindmiddel. Ook onderzochten ze veranderingen in de vetsamenstelling van de verf. Medeonderzoekers uit Italië onderzochten de stukjes schilderij op kleurveranderingen. Engelse partners keken onder andere naar mechanische eigenschappen zoals de broosheid van de verf.
Musea meten vaak niet meer dan de temperatuur, luchtvochtigheid en lichtintensiteit. Die metingen geven volgens de onderzoekers geen goed beeld. Fysische en chemische factoren worden dan los van elkaar bekeken. De onderzoekers volgden de kwaliteit van de museumomgeving op een schilderijgeoriënteerde manier. Deze methode integreert alle factoren en benadert de waarheid. De onderzoekers hopen dat hun methode een standaard wordt voor het meten van de kwaliteit van de toonzaal of voor het bekijken van de gevolgen van vervoer en uitleen.
NWO steunde het project via het Molart-programma. Molart staat voor Molecular aspects of ageing in painted art. De Europese Unie financierde het onderzoek via het ERA-project (Environmental Research for Art Conservation).

Bericht NWO