Wanneer een lijk is gevonden, proberen forensisch onderzoekers met eenvoudige temperatuurmetingen het tijdstip van overlijden zo goed mogelijk vast te stellen. Nederlandse onderzoekers hebben nu een computermodel ontwikkeld dat nauwkeurigere bepalingen mogelijk maakt.

Het computermodel is gemaakt door een team van Maurice Aalders van het Amsterdam UMC. Het werkt als volgt: forensisch onderzoekers verzamelen gegevens op de plek waar het lijk is gevonden. Met die gegevens maken ze een 3D-simulatie van het lijk en zijn omgeving.

De gegevens die in de simulatie worden gestopt, zijn onder andere de huidtemperatuur van het lichaam, de omgevingstemperatuur, de omvang en positionering van het lichaam en details over de kleding. Vervolgens wordt het lijk en zijn omgeving in het computermodel opgedeeld in een kubusraster.

‘Fossiele samenwerking is nodig voor een snelle energietransitie’
LEES OOK

‘Fossiele samenwerking is nodig voor een snelle energietransitie’

Universiteiten moeten hun samenwerking met de fossiele industrie niet stopzetten, vindt scheikundige Marc Koper. Dat vertraagt de energietransitie.

Het model berekent dan de snelheid waarmee naburige kubussen warmte aan elkaar overdragen. Die berekening is gebaseerd op de thermodynamische eigenschappen van de stoffen waar de kubussen uit bestaan – bijvoorbeeld kleding, huid of lucht. Zo krijg je een inschatting van hoe snel de temperatuur van het lichaam na overlijden is veranderd. Daarmee kun je uitrekenen hoeveel tijd er sindsdien is verstreken.

Baanbrekend en briljant

Aalders en zijn team testten de methode op vier overledenen die hun lichaam aan de wetenschap hadden gedoneerd. De tijd die sinds het overlijden was verstreken, varieerde van 5 tot 50 uur. De onderzoekers vergeleken hun schattingen met schattingen die volgden uit de standaardmethode, die uitgaat van rectale metingen van de lichaamstemperatuur.

De onderzoekers zagen dat hun model telkens binnen 38 minuten zat van de ware verstreken tijd sinds overlijden. De schattingen van het post-morteminterval (PMI) die uit de standaardmethode volgden, hadden een foutmarge van drie tot zeven uur.

‘Hun resultaten wijzen erop dat ze het PMI tot binnen één uur van het werkelijke PMI kunnen vastleggen. Dat is beduidend beter dan de beste schattingen met de gebruikelijke temperatuurmetingsmethoden’, zegt Anna Williams van de Britse Universiteit van Huddersfield.

De nieuwe methode is ‘baanbrekend in het gebruik van technologie’, zegt Graham Williams van de eveneens Britse Staffordshire Universiteit. ‘Het is briljant dat de onderzoekers dit model konden valideren met echte menselijke lichamen’, zegt hij. Meestal worden dierenlijken gebruikt, wat minder nauwkeurige resultaten oplevert.

‘De volgende stap is om dit naar plaatsen delict te brengen’, zegt Aalders. Volgens hem zal de methode op plaats delicten in Nederland verder worden getest, maar nog niet in de rechtszaal als bewijs worden aangevoerd.