Hoe kan het dat een schutter soms vrij blijft van bloedsporen als hij zojuist van dichtbij iemand met een kogel heeft verwond? Bloedspooranalisten merken dit patroon al jaren op, maar Amerikaanse natuurkundigen hebben het nu pas met vloeistofmechanica verklaard.

Dexter, ’s werelds bekendste bloedspatonderzoeker uit de gelijknamige boeken- en tv-serie, schetst een vertekend beeld van de analyse van bloedspoorpatronen. Het ziet er op tv eenvoudig uit, maar dat is het allerminst. Er zijn talloze factoren die bloeddruppels en hun uiteindelijke landingsplaats kunnen beïnvloeden: het type munitie, het getroffen lichaamsdeel, maar ook natuurkundige factoren als zwaartekracht en luchtweerstand.

Koersverandering

Eén factor die de baan van bloeddruppels beïnvloedt, is de gasdruk die de kogel uit het wapen ondervindt. De gasdruk gaat een interactie aan met de rondvliegende bloeddruppels die uit de kogelwond komen. Daardoor veranderen de bloeddruppels van koers. Dit geldt vooral als de schutter op korte afstand – zeg, dertig centimeter – van het slachtoffer staat.

‘Er is heel veel mis  met de p-waarde’
LEES OOK

‘Er is heel veel mis met de p-waarde’

De p-waarde is tegenintuïtief en wordt vaak onjuist gebruikt, stelt wiskundige Rianne de Heide. We moeten naar een alternatief.

Die druppels komen overigens van twee kanten. Je hebt de zogenoemde voorwaartse bloedspatten, die meegaan in de richting van de kogel. Als het slachtoffer dus oog in oog met de schutter staat, komen deze druppels uit de rugzijde van de kogelwond. Dan heb je ook de zogenoemde achterwaartse bloedspatten. Die gaan tegen de richting van de kogel in, richting de dader.

‘Je moet het zo zien: die kogel baant zich een weg door het lichaam, waardoor een holle ruimte ontstaat’, zegt Martin Eversdijk van Loci Forensics. Hij is expert op het gebied van bloedspoorpatronen. ‘Als de kogel dan weer verder reist, knijpt die holle ruimte zich als een ballon samen. Dat zorgt voor in het rond vliegende bloeddruppels.’

Bloedvrij

Door de interactie van de achterwaartse bloedspatten met de gasdruk vanuit het wapen worden die bloedspatten terug naar het slachtoffer geduwd. De fysici modelleerden deze interactie met simulaties en experimenten. Ze ontdekten dat ruim de helft van de achterwaartse bloedspatten achter het slachtoffer belandt als er op dertig centimeter afstand wordt geschoten.

‘Met een bepaalde positie van de schutter ten opzichte van het slachtoffer is het mogelijk dat de kleding van de schutter praktisch vrij blijft van bloedvlekken’, zegt Alexander Yarin, hoogleraar aan de University of Illinois in Chicago. Yarin en zijn collega’s publiceerden hun resultaten in vakblad Physics of fluids.

Deze natuurkundige principes kunnen helpen de bloedspoorpatroonanalyse te verbeteren. ‘Je mag nooit oordelen op enkel de grootte van de bloedspatten’, zegt Eversdijk over het onderscheiden van de voorwaartse en achterwaartse bloedspatten. ‘Je moet de hele context in ogenschouw nemen, en ook afstrepen wat het in ieder geval niet kan zijn. Als je de hele situatie in kaart hebt, kun je misschien stellen of bepaalde patronen veroorzaakt zijn door achterwaartse bloedspatten.’

Kort door de bocht

Eversdijk, die de bloedspatten in de praktijk analyseert, stelt dat we niet te veel gewicht moeten hangen aan de beschreven interactie. ‘Het is een beetje kort door de bocht om de afwezigheid van bloed op de handen of kleding van de schutter enkel toe te schrijven aan de gasdruk uit het wapen’, zegt hij. ‘Er zijn honderdeneen factoren die hier invloed op hebben.’

Het belang van bloedbeeldanalyse moet niet onderschat worden, besluit Eversdijk. ‘Het begrijpen van de onderliggende mechanismen van bloedspoorpatronen is essentieel om op een plaats delict beargumenteerd bloedmonsters te kunnen nemen.’

LEESTIP: Wat drijft mensen überhaupt tot slechte daden? In Het Kwaad probeert forensisch psycholoog Julia Shaw die vraag te beantwoorden. Bestel als e-book in onze webshop!