Nederweert (NL) – Archeologische opgravingen in Brabant brachten een puntgave Romeinse schop aan het licht.


Wetenschappers van het Archeologisch Instituut van de Vrije Universiteit (AIVU) groeven in het Brabantse Nederweert een complete Romeinse nederzetting op. Een van de opvallendste vondsten was een eikenhouten spade uit de eerste eeuw na Christus. Doordat de spade al die tijd onder de grondwaterspiegel heeft gelegen, is het hout nauwelijks aangetast.

Houten spaden van deze kwaliteit en ouderdom zijn erg zeldzaam. In Nederland zijn er slechts enkele bekend.


Het AIVU voert al ruim een jaar archeologische opgravingen uit bij Nederweert. Het gebied van zo'n veertig hectare zal in de toekomst een bedrijventerrein worden. Daarom gaf de gemeente Nederweert aan het AIVU de opdracht het hele gebied uit te kammen en alle archeologische resten te beschrijven voordat binnenkort de bouwwerkzaamheden beginnen.
De Nederweertse dekzandgronden, grenzend aan het hoogveengebied De Peel, zijn al sinds de vroege IJzertijd bewoond. In de Romeinse tijd ontstonden voor het eerst nederzettingen van twee tot vijf boerderijen. De bewoners hadden gezamenlijke waterputten, die nu een bron zijn van archeologische vondsten. Het zand waarmee men afgedankte waterputten volstortte, bevatte namelijk vaak potscherven en andere afvalresten. Die verraden nu veel over de levenswijze van de Romeinse bewoners.
Ook de onlangs gevonden spade kwam destijds in een waterput terecht. Het schepje is zo'n tachtig centimeter lang en geheel van hout. Doordat het zo klein is en het blad erg dik, is het onwaarschijnlijk dat de schep diende voor het graven van waterputten of andere kuilen. Daarvoor zijn de leemlagen in de Nederweertse ondergrond te hard. Waarschijnlijk gebruikten de Romeinse arbeiders een ijzeren hak voor het losmaken van de grond, waarna ze met het schepje het losse puin verplaatsten.

Nienke Beintema