Voor het eerst is een gedeeltelijke schedel gevonden van een van onze voorouderlijke soorten, de Australopithecus anamensis. De schedel uit Afrika werpt licht op een belangrijke fase in onze evolutie.
Paleoantropologen ontdekten de schedel in 2016. Yohannes Haile-Selassie van het Cleveland Museum of Natural History in Ohio was toen met collega’s aan het werk bij de Woranso-Mille-opgraving in Ethiopië. Op een dag werd hij aangesproken door een lokale inwoner, Ali Bereino, die een bovenkaakbeen van een mensachtige had gevonden. ‘Hij was op dat moment niet eens in dienst bij mij’, zegt Haile-Selassie — iets wat hij sindsdien heeft rechtgezet.
Haile-Selassie vergezelde Bereino naar de plek waar hij de schedel had ontdekt. ‘De rest van het hoofd lag op drie meter afstand van de bovenkaak’, zegt Haile-Selassie. Het team zeefde door het zand en steen dat zich om de vindplaats bevond, waarvan een groot deel begraven lag onder een halve meter drie maanden oude geitenpoep. Deze onaangename taak leverde een aantal belangrijke stukken op, waaronder een deel van het linker jukbeen.
Kunnen fagen helpen in de strijd tegen antibioticaresistentie?
Faagtherapie kan de toegenomen antibioticaresistentie het hoofd bieden. Deze kleine virussen kunnen specifieke bacteriën doden.
Het lijkt erop dat het gaat om de schedel van een man. Gezien de ernst van de slijtage aan zijn tanden, was hij waarschijnlijk vrij oud toen hij stierf. Hij leefde 3,8 miljoen jaar geleden, zo leidden de onderzoekers af uit de leeftijd van de omringende rotsen.
Het team heeft nu vastgesteld dat het gaat om de schedel van een Australopithecus anamensis. ‘Het is een geweldige vondst’, zegt Fred Spoor van het Natural History Museum in Londen.
Rechtopstaande voorouders
Mensachtigen van het geslacht Australopithecus waren de belangrijkste Hominini die tussen 4 en 2 miljoen jaar geleden in Afrika leefden – enkele miljoenen jaren nadat onze voorouders zich afsplitsten van die van de chimpansees. Ze liepen net als wij rechtop, maar hun hersenen waren kleiner. We kennen verschillende soorten Australopithecus, waaronder A. afarensis: de soort waartoe het beroemde fossiel Lucy behoort. Over het algemeen wordt aangenomen dat deze soort onze voorouder is geweest.
A. anamensis is zo belangrijk omdat het de oudste bekende Australopithecus-soort is. Wetenschappers beschreven deze soort, die ongeveer 4 miljoen jaar geleden leefde, voor het eerst in 1995.
‘We wisten al best veel over anamensis’, zegt expeditielid Stephanie Melillo van het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig, Duitsland. ‘Maar we hadden nog geen schedel.’
Rechte lijn of aftakking?
Volgens de analyses van het team moeten we onze ideeën over de vroege evolutie van de Australopithecus nu bijstellen. De meeste antropologen zijn het erover eens dat A. anamensis de voorouder is van Lucy’s soort, A. afarensis. De anamensis-soort is iets ouder en iets meer mensaapachtig.
Melillo en haar collega’s plaatsen nu echter vraagtekens bij de standaardlezing over hoe A. anamensis overging tot A. afarensis. Veel wetenschappers geloven dat de overgang het gevolg was van anagenese. ‘Dat betekent dat de ene soort evolueert en geleidelijk verandert in een andere soort’, zegt Melillo. Je ziet dan enkele veranderingen in de soort gebruikelijk worden, ‘en opeens zijn er geen voorouderlijke soorten meer te vinden en zien we alleen nog maar de afstammelingen.’ De overgang van A. anamensis naar A. afarensis is ‘een van de meest duidelijke gevallen van anagenese in het fossielenbestand’, zegt ze.
Het team vergeleek de gevonden A. anamensis-schedel met die van andere hominini, gorilla’s en chimpansees. Zij concludeerden dat een voorhoofdsbeen van 3,9 miljoen jaar oud, dat eerder gevonden was maar al die tijd moeilijk te identificeren was, van een A. afarensis is geweest. Omdat dit bot ouder is dan de A. anamensis-schedel, kan de oudere soort niet geleidelijk getransformeerd zijn in de jongere.
De onderzoekers concluderen dat de A. anamensis-populatie in plaats daarvan in tweeën is gesplitst. De ene helft leidde tot de opkomst van de A. afarensis. De andere helft heeft het nog minstens 100.000 jaar lang als A. anamensis volgehouden.
Moeilijk vast te stellen
Antropologen zijn verdeeld over de kwestie. Spoor zegt dat deze nieuwe lezing waarschijnlijk klopt, maar dat die nog niet geldt als bewijs tegen de anagenese-theorie.
Het probleem is dat we er niet zeker van zijn dat het oudere bot inderdaad van een A. afarensis is. Het zou ook van een A. anamensis kunnen zijn. We hebben immers maar één A. anamensis-schedel om het oudere bot mee te vergelijken, en we kunnen met een enkele schedel niet uitsluiten dat andere anamensis-soortgenoten er net wat afwijkend uitzagen dan het gevonden exemplaar.
‘Het is moeilijk om te bewijzen dat dit botfragment van A. afarensis is en niet van de A. anamensis zelf’, zegt William Kimbel van de Arizona State University in de Verenigde Staten. Hij staat aan de kant van anagenese. ‘Ik zeg niet dat deze onderzoekers het mis hebben’, voegt hij eraan toe – maar we hebben meer fossielen nodig om een sluitend oordeel te vellen.
Dood spoor versus menselijke stamboom
De schedel van de A. anamensis onderstreept in ieder geval dat een aantal oudere fossielen inderdaad Hominini zijn, en geen doodlopende afstammingslijnen van mensapen, zoals weleens wordt gesuggereerd. Deze fossielen omvatten onder meer Ardipithecus ramidus, die ongeveer 4,4 miljoen jaar geleden leefde, en Sahelanthropus tchadensis, die 6 miljoen jaar geleden rondwaarde.
‘We zien bijvoorbeeld enkele overeenkomsten tussen deze nieuwe schedel en de Sahelanthropus-schedel, en tussen de tanden op de nieuwe schedel en de tanden uit van de Ardipithecus’, zegt Melillo.