Het DNA van honden die in de buurt wonen van de kerncentrale van Tsjernobyl in Oekraïne is in kaart gebracht. Doel: erachter komen hoe ze mogelijk zijn beïnvloed door hoge stralingsniveaus.

Honden die in en rond de kerncentrale van Tsjernobyl in Oekraïne leven, verschillen genetisch van hondenpopulaties die verder weg leven van de locatie waar in 1986 de beruchte kernramp plaatsvond. De resultaten worden gebruikt om grip te krijgen op de genetische langetermijn-effecten van stralingsblootstelling.

Na de meltdown van de kerncentrale werden omwonenden geëvacueerd. De huisdieren die ze moesten achterlaten, werden door de autoriteiten geruimd om te voorkomen dat ze de radioactiviteit verder zouden verspreiden.

93-jarige roeier is zo fit als een veertiger
LEES OOK

93-jarige roeier is zo fit als een veertiger

Ierse en Nederlandse onderzoekers laten zien: het is nooit te laat om met sporten te beginnen.

Maar sommige honden wisten aan de jagers te ontkomen, en werden vervolgens gevoed en verzorgd door opruimwerkers. Naar schatting leven er nu meer dan 800 nakomelingen van deze honden in en rond de ter ziele gegane kerncentrale.

Bloedmonsters

Om het effect van de grote hoeveelheid straling die vrijkwam op deze populatie te onderzoeken, verzamelden geneticus Elaine Ostrander en ecoloog Gabriella Spatola van het Amerikaanse National Human Genome Research Institute en hun collega’s bloedmonsters van 302 honden in het Tsjernobylgebied. Daarmee brachten ze het DNA in kaart. De bemonstering vond plaats tussen 2017 en 2019, vóór de invasie van Rusland in Oekraïne in 2022.

Van de bemonsterde honden woonden er 132 in de nabijheid van de kerncentrale: in de faciliteiten waarin verbruikt splijtstof ligt opgeslagen, in het treinstation naast de kerncentrale of in de bossen er direct omheen. Nog eens 154 waren zwerfhonden in de stad Tsjernobyl, die er op 15 kilometer van de kerncentrale grotendeels verlaten bij ligt. De laatste 16 waren zwerfhonden uit Slavoetych, een dichter bevolkt gebied op 45 kilometer van de fabriek dat aan minder straling is blootgesteld.

De onderzoekers vergeleken deze genomen met die van meer dan 200 zich vrijelijk voortplantende honden uit andere delen van Oekraïne en twaalf nabijgelegen landen.

Inteelt

Het genoom van de honden die in de buurt van de kerncentrale en in de stad Tsjernobyl leefden, verschilde duidelijk van dat van honden in Slavoetych, andere delen van Oekraïne en andere landen.

In dit stadium is het onduidelijk of dit komt doordat hun DNA is veranderd door straling, doordat individuen met bepaalde genetische kenmerken meer kans hebben om de straling te overleven en hun genen door te geven, of door 37 jaar inteelt als gevolg van het relatieve isolement van de honden.

‘Het genetisch in kaart brengen van deze verschillende populaties is een opstapje naar wat we hierna willen doen, namelijk uitzoeken hoe de Tsjernobylhonden erin zijn geslaagd te overleven in deze vijandige omgeving van straling, kou en beperkt voedsel’, zegt Ostrander.

Stralingsbescherming

Alle honden in het onderzoek waren ‘vuilnisbakken’. Ze behoorden niet tot een specifiek ras. De onderzoekers ontdekten dat de honden die dicht bij de stad Tsjernobyl en de kerncentrale leven, genetisch het meeste weg hebben van Duitse herders, wat suggereert dat ze van huisdieren van dit ras afstammen. ‘Dit betekent dat we Duitse herders uit andere plaatsen kunnen gebruiken als een soort nulmeting, om te kijken naar genetische ‘littekens’ van de Tsjernobylhonden’, zegt Spatola.

Het team zal het genoom van de Tsjernobylhonden ook vergelijken met dat van exemplaren van honden uit musea die dateren van voor de nucleaire ramp, om te zoeken naar bewijs van genetische veranderingen.

De resultaten zouden volgens de onderzoekers genetische variaties kunnen helpen vinden die de weerstand tegen kanker verhogen, of die kunnen helpen bij de ontwikkeling van bescherming tegen blootstelling aan straling, zowel voor mensen op aarde als in de ruimte.

‘Een kernramp als deze is maar één keer in de menselijke geschiedenis gebeurd, en hopelijk ook gelijk voor het laatst, dus we willen er zo veel mogelijk van leren’, zegt Ostrander.