Ingenieurs in het oude Egypte vervoerden zware kalksteen- en granietblokken voor de piramides over de Nijl. Het vermoeden dat dit transport, bedoeld voor onder andere de piramide van Cheops, liep via een zijtak van de Nijl is nu bevestigd, dankzij stuifmeel-onderzoek.

Al ruim vierduizend jaar prijken aan de westelijke oever van de Nijl de Piramiden van Gizeh. De grootste, de 140 meter hoge Piramide van Cheops, was een van de zeven wereldwonderen van de antieke wereld.

Alleen al voor deze grootste piramide waren 2,3 miljoen blokken kalksteen en graniet nodig. Die wogen gemiddeld 2,5 ton per stuk. Het kalksteen kwam uit de groeven van Caïro op vijftien kilometer afstand. Het graniet moest van nog veel verder komen: uit Aswan, op 800 kilometer afstand.

Ons bizarre brein: dossier
LEES OOK

Ons bizarre brein: dossier

In dit dossier storten we ons op tien kwesties die licht schijnen op de werking van ons meest mysterieuze orgaan: het brein.

Zijtak naar havencomplex

Het lijkt erop dat de ingenieurs in het oude Egypte handig gebruik maakten van de Nijl en zijn getijden. Ze hadden een ingenieus systeem gebouwd van kanalen en bassins die samen een havencomplex vormen aan de voet van de piramiden van Gizeh.

Dit waternetwerk moest diep genoeg zijn om het hele jaar door toegankelijk te zijn voor schepen, zodat de bouw niet te lang stillag. Maar het lijkt waarschijnlijk dat grote vrachtschepen het havencomplex alleen in het hoogwaterseizoen, van augustus tot oktober, konden bereiken.

De piramiden en het havencomplex liggen nu op ruim zeven kilometer afstand van waar de Nijl tegenwoordig stroomt. Historici nemen aan dat er tijdens de bouw van de piramides een zijtak van de Nijl naar het complex stroomde. Die zou inmiddels verdwenen zijn, door een veranderend klimaat en omgeving. Maar er was geen concreet bewijs dat deze zijtak, die de onderzoekers de Khufu-tak noemen, ook echt bestond. Het nieuwe onderzoek brengt daar verandering in.

Stuifmeel

De onderzoekers reconstrueerden de geschiedenis van de Nijl in dit gebied. Hiervoor onderzochten ze stuifmeelkorrels, verzameld uit boorkernen uit de voormalige riviervlakte waar ooit de Khufu-tak liep.

Impressie van de inmiddels verdwenen Khufu-tak van de rivier de Nijl. Beeld: Alex Boersma/PNAS.

‘We deelden de stuifmeelkorrels daarbij in twee groepen: soorten die voorkomen op droog land en pollen die je vindt in moerassig gebied’, mailt geoarcheoloog Christophe Morhange van het Franse onderzoeksinstituut CEREGE. ‘Aan de hand daarvan konden we achterhalen of de Nijl vlakbij was, wat moerassige grond geeft, of juist ver weg, wat droge grond oplevert.’

Waterpeil

Zo schetsen de onderzoekers een beeld van de waterstanden en het klimaat in het gebied over een periode van achtduizend jaar. Het waterpeil in de tak steeg tijdens de zogeheten ‘Afrikaanse vochtige periode’ tussen 14.000 en 5.500 jaar geleden. Daarna daalde het waterpeil gestaag totdat de zijtak 2.600 jaar geleden volledig droog kwam te staan.

Volgens het onderzoek was de waterstand in de Khufu-tak tijdens de bouw van de piramiden, vierduizend jaar geleden, hoog genoeg voor scheepvaart. Dat bevestigt het vermoeden dat het bouwmateriaal voor de Piramiden van Gizeh via het water kon worden aangevoerd.

De onderzoekers werken nu samen met Egyptische geofysici om onder meer de precieze diepte en breedte van de zijtak te achterhalen.