Iedereen moet een beetje leren programmeren. Althans, als het aan computerwetenschapper Felienne Hermans ligt. Ze ontwikkelde een programmeertaal die de door mannen gedomineerde computerwereld inclusiever moet maken.

‘Je hoort en leest er zoveel onzin over’, verzucht Felienne Hermans, computerwetenschapper aan de Vrije Universiteit Amsterdam, als de naam van ChatGPT valt. ‘Dat hij kan denken bijvoorbeeld. Nee, dat klopt niet. Het is gewoon een model dat is geprogrammeerd om teksten aan te vullen.’ Of neem de foto van de paus met een gigantische witte pufferjas, die dit voorjaar viral ging. Die was door kunstmatige intelligentie (AI) gegenereerd, maar dat ontging velen. ‘Het is belangrijk om te weten: ja, dit is tegenwoordig mogelijk. Enige notie over hoe een computer werkt, maakt je veel weerbaarder tegen onzinnige ideeën en fake news.’

Ieder kind, ieder mens, moet een beetje leren programmeren, is dan ook de boodschap van Hermans vandaag tijdens haar oratie aan de VU, waar ze sinds afgelopen oktober hoogleraar Computer Science Education is. ‘Zeker in een wereld die steeds meer wordt beheerst door technologie en apps. In Amsterdam word je overspoeld door flitsbezorgers, Instagrammers en Airbnb’s. Als je als burger over oplossingen wil meedenken, kan dat alleen als je snapt hoe software in elkaar zit.’

‘We moeten tolken waarschuwen voor plaatsvervangend trauma’
LEES OOK

‘We moeten tolken waarschuwen voor plaatsvervangend trauma’

Veel tolken weten niet dat ze tijdens hun beroep te maken kunnen krijgen met plaatsvervangend trauma. Daardoor lopen ze vaker mentale en fysieke schad ...

Sporten met beha

Maar het draait voor Hermans niet alleen om een beter begrip. Meer mensen moeten zich gaan thuisvoelen in de programmeerwereld. ‘Die wordt nu nog gedomineerd door mannen, voornamelijk van westerse afkomst. De reflectie daarvan zie je in de toepassingen die ontwikkeld worden.’ Zo zijn er legio voorbeelden van software waarin (onbewust) het wereldbeeld van de makers verwerkt zit. ‘Denk aan de discriminerende algoritmes van de toeslagenaffaire of beeldverkenning die zwarte mensen minder goed ziet.’

Bovendien: mensen lossen vooral hun eigen problemen op, stelt Hermans. ‘Er bestaat bijvoorbeeld software waarmee we wagentjes laten rondrijden op Mars. Dat is natuurlijk geweldig, maar tegelijkertijd is het in vrijwel geen enkele programmeertaal mogelijk om 2 + 2 op te tellen in het Arabisch, dat andere tekens gebruikt voor getallen (in dit geval ٢ + ٢).’ Of neem de populaire sportapp Strava. ‘Je kunt daar tientallen variabelen bijhouden – van type schoenen of zadel tot bandendruk – maar niet of je een beha draagt.’ Om maar aan te geven: met meer doelgroepen die meedenken, voorzie je ook in meer behoeftes.

Goethe lezen

Natuurlijk, er zijn meerdere redenen waarom de diversiteit onder programmeurs achterblijft, zegt Hermans. ‘Denk aan openlijke discriminatie of een gebrek aan rolmodellen. Maar wat ook meespeelt zijn de programmeertalen. De twintig meest gebruikte programmeertalen ter wereld zijn allemaal door mannen ontwikkeld. Niet dat deze slecht zijn, maar ze zijn ook niet voor iedereen even toegankelijk.’ Dat ondervond Hermans zelf toen ze tien jaar geleden aan de slag ging als informaticadocent op een middelbare school in Kralingen – iets wat ze nog steeds een dag per week doet. ‘Daar zag ik veel leerlingen, vooral meisjes, worstelen.’

Waarom? ‘Bij vrijwel alle programmeertalen begin je met een zwart scherm, zonder pop-ups met uitleg. En dan is het gewoon uitproberen. Doe je iets verkeerd, dan krijg je een foutmelding – zonder dat er precies bij staat wat er mis is. Dat kan heel flauw zijn: dat je een spatie teveel hebt getypt, of een puntkomma bent vergeten. Sommige leerlingen denken dan: leuk, een puzzel. Dat zijn vaak jongens, al had ik dat zelf vroeger ook. En ook de mannen die de programmeertalen ontwikkelen, denken zo. Voor anderen kan het juist erg demotiverend zijn, een versterking van de gedachte dat ze niet goed zijn in programmeren. Als je hen wilt bereiken, moet je het anders aanpakken.’

Hoe? Daarover gaat Hermans’ onderzoek. Het leidde al tot de ontwikkeling van een eigen programmeertaal, genaamd Hedy, waarin leerlingen stap voor stap kennismaken met de taal. ‘Inclusief uitleg. Je bouwt het rustig op. Vergelijk het met Duitse les, waarin je ook eerst begint met het leren van woordjes en naamvallen. Daar zeggen we ook niet: start maar met Goethe lezen, en als je een woord niet kent, zoek je het maar zelf op.’

Oratie in stripvorm

Dat ze zelf wekelijks voor de klas staat, zorgt voor de nodige inspiratie. Bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van Hedy in meerdere talen. ‘Vrijwel alle programmeertalen zijn in het Engels. Zelf zag ik daar geen probleem in: iedereen kan toch wel wat Engelse woorden typen? Maar deze school is erg divers, voor veel leerlingen is Engels de derde of vierde taal. Dat zorgt voor een extra barrière in het leerproces.’ Het resultaat van de aanpassing: het gratis programma is inmiddels in 47 talen beschikbaar, met honderdduizenden maandelijkse gebruikers wereldwijd. ‘Ook in talen waar men andere tekens gebruikt, of van rechts naar links schrijft, zoals het Chinees en Arabisch.’

Louter positieve reacties levert het haar niet op. ‘Sommigen mensen menen dat ik een slechte invloed heb op de digitale wereld, omdat niet meer elk stukje code leesbaar is in dezelfde, universele taal – het Engels. Maar hoe universeel zijn we als niet iedereen toegang heeft tot die taal? Iedereen moet kunnen meedoen.’ Die gedachte was ook de reden dat ze haar oratie in stripvorm goot. ‘Zodat het een beetje te begrijpen is voor iedereen, in plaats van heel gedetailleerd voor een handjevol experts. En aan mensen die denken dat ze niet thuishoren in de wetenschap laat je ook zien: een hoogleraar is niet altijd saai, maar kan ook creatief zijn. Je mag jezelf zijn.’