Volgens historische documenten stierf de helft van de Romeinse bevolking tijdens de pest van Justinianius, in de periode van 541 tot 750 na Christus. Maar een wiskundig model spreekt dit nu tegen: de huidige kennis van de pest vertelt ons dat een scenario met dit sterftecijfer in combinatie met de lange tijdsduur van deze pandemie zeer onwaarschijnlijk is.

Een wiskundig model, gebaseerd op de moderne kennis van de pest, komt tot andere conclusies over het verloop van de pandemie dan historische documenten rapporteren. Deze eerste pestpandemie kon nooit zoveel mensen doden én zo lang actief blijven als beschreven. Deze conclusie trokken kwantitatief ecoloog Lauren White en historicus Lee Mordechai van de universiteit van Maryland in de Verenigde Staten.

‘Depressie zit niet alleen in het hoofd, maar in het hele lichaam’
LEES OOK

‘Depressie zit niet alleen in het hoofd, maar in het hele lichaam’

Psychiatrisch epidemioloog Brenda Penninx onderzoekt het verband tussen mentale en lichamelijke gezondheid.

In de bronnen die destijds de pest van Justinianus beschreven, is weinig informatie te vinden over hoeveel mensen er precies stierven. ‘Dit gaf ons de mogelijkheid om creatief aan de slag te gaan,’ zegt White. ‘We hebben de huidige kennis van de pest gecombineerd met de beschrijvingen in historische teksten.’

Te veel doden?

Als casestudy voor deze methode, keken White en Mordechai naar de stad Constantinopel. Destijds was dit de hoofdstad van het Romeinse rijk. Hij had zo’n 500.000 inwoners. De pestuitbraak van 542 na Christus is er, vergeleken met andere steden, goed gedocumenteerd. Volgens sommige documenten stierven wel 300.000 mensen. Andere documenten beschreven dat de helft van de inwoners stierf.

Met het wiskundige model vergeleken de onderzoekers het verloop van verschillende vormen van de pest: longpest, builenpest en een gecombineerde vorm. De bacterie Yersinia pestis veroorzaakt de pest. Als deze via de lucht wordt verspreid, is er sprake van longpest. Gebeurt dit via vlooien op ratten, dan nestelt de bacterie in de lymfeklieren en ontstaat er builenpest.

De simulaties met longpest eindigden in minder doden dan verwacht. Daarnaast beschreven de historische teksten ook als voornaamste symptomen de zwellingen die bij builenpest ontstaan.

Het dodenaantal bij een gesimuleerde builenpest was wél hoog genoeg. Sterker nog, het dodental per dag was zelfs hoger dan historisch beschreven. Hetzelfde gold voor een gecombineerde builen- en longpest. Beide hadden echter ook hetzelfde probleem: de pandemie was veel sneller afgelopen dan de onderzoekers verwachtten op basis van de bronnen. De gesimuleerde totale aantal doden in Constantinopel kwam dus wel overeen met de documenten, maar de duur van de epidemie niet.

Rattentekort

Dat de pest van Justinianus een builenpest was, lijkt dus vrij zeker. Desondanks hangen hier ook nog onzekerheden om heen: een belangrijke eis voor de builenpest is de aanwezigheid van ratten. Daar is echter weinig bewijs voor.

De historische teksten over Constantinopel verwijzen nergens naar een rattenplaag. Eenmaal wordt kort beschreven dat er muizen stierven tijdens de pandemie, maar meer bronnen zijn er niet. Ook zijn er bijna geen rattenskeletjes terug gevonden uit die tijd. En dat terwijl er honderdduizenden ratten nodig zijn om een flinke uitbraak te veroorzaken.

Een andere onzekere factor is de bacterie zelf. Dankzij een DNA-analyse is het zeker dat Yersinia pestis de boosdoener was. Deze bacterie zal echter in de afgelopen 1500 jaar ook geëvolueerd zijn. Onderzoekers weten niet of de bacterie destijds dodelijker (of juist minder dodelijk) was.

Daarnaast is de algehele gezondheid van de bevolking moeilijk te achterhalen: factoren als hygiëne en ondervoeding hebben een grote invloed op het verloop van een infectie.

Nieuwe lens

Historische documenten uit andere delen van het Romeinse Rijk vertellen dezelfde horrorverhalen over de massale sterfte die de eerste pestpandemie achterliet. Dat de pandemie daar net zo heftig was als in Constantinopel trekken White en Mordechai echter in twijfel.

Hun model hield, naast het soort pest, rekening met demografische factoren. Variaties in bijvoorbeeld bevolkingsdichtheid en klimaat leverden een heel ander resultaat op. Het is dus onwaarschijnlijk dat de pest in elke uithoek van het enorme rijk hetzelfde effect had.

‘Onze resultaten suggereren dat de effecten van de pest van Justinianus heel anders waren in de verschillende stedelijke gebieden tijdens de late oudheid,’ zegt Mordechai.

‘Dit soort nieuwe methodes zaaien twijfels over de traditionele interpretaties van de pest,’ vervolgt hij. ‘Het werken met wiskundige modellen biedt historici een heel ander inzicht. We kunnen historische teksten ineens met een heel nieuwe en sterke lens bekijken.’