Na het uitsterven van de dinosauriërs grepen de zoogdieren hun kans. De vraag was hoe. Nu blijkt dat ze eerst omvangrijker werden om hun overlevingskansen in deze onstuimige periode te vergroten. Pas later nam de grootte van hun brein en daarmee hun intelligentie toe.

De grijze massa van zoogdieren is tegenwoordig behoorlijk indrukwekkend. Van alle diersoorten hebben zoogdieren de grootste hersenen in verhouding tot het formaat van hun lichaam. En dat formaat gaat gepaard met betere cognitieve eigenschappen, zoals complexe coördinatie en de vaardigheid om puzzels en problemen op te kunnen lossen. Maar dat is niet altijd zo geweest.

Uit nieuw onderzoek blijkt dat zoogdieren het miljoenen jaren moesten doen met een klein breintje. Zo’n 66 miljoen jaar geleden, vlak na het uitsterven van de dinosauriërs door een meteorietinslag, zetten ze voor hun overleving in op een groot lichaam in plaats van op een groot brein. Ten tijde van de dinosauriërs waren zoogdieren bescheiden van formaat. Ze werden niet groter dan een das. Maar toen de rook van de meteorietinslag opgetrokken was, maakten hun lichamen een groeispurt door die hun hersenen niet bijhielden. Relatief ten opzichte van hun lichaam hadden ze in deze periode dus een klein breintje.

‘De mooiste dingen ontdek je door er niet specifiek naar te zoeken’
LEES OOK

‘De mooiste dingen ontdek je door er niet specifiek naar te zoeken’

Medisch bioloog Yvette van Kooyk wil het immuunsysteem leren kankercellen aan te vallen door hun suikerjas-vermomming weg te knippen.

Kostbaar onderhoud

Dat lijkt een goede keus geweest te zijn. De eerste paar miljoen jaar na het uitsterven van de dinosauriërs waren de omstandigheden onstuimig. De dieren die de ramp overleefd moesten hun plek veroveren in het nieuwe ecosysteem. In deze periode, het Paleoceen, was een groot en sterk lichaam belangrijker dan het vermogen op een puzzel op te lossen.

‘Grote hersenen zijn moeilijker om te onderhouden. Als ze niet nodig waren om hulpbronnen te verwerven, zouden ze waarschijnlijk nadelig zijn geweest voor de overleving van vroege zoogdieren in de chaos en beroering na de meteorietinslag’, zegt paleontoloog Ornella Bertrand van de Universiteit van Edinburgh in het Verenigd Koninkrijk.

Dit nieuwe beeld gaat in tegen het heersende idee dat het relatieve formaat van zoogdierhersenen alleen maar toenam na het verdwijnen van de dinosauriërs.

Indrukwekkend klein brein

Een internationale onderzoeksgroep schetst dit nieuwe beeld op basis van CT-scans van zoogdierschedelfossielen afkomstig uit het Paleoceen. Een deel van de onderzochte prehistorische zoogdierschedels komt uit de badlands van het noordwesten van New Mexico in de Verenigde Staten.

Een van de dieren waarvan de schedel bestudeerd is, is Arctocyon. Dit was een zoogdier met een gewicht van 30 tot 50 kilogram, en een formaat dat lag tussen dat van een wolf of een beer. ‘Maar zijn herseninhoud was slechts 24 kubieke centimeter, liefst vijf keer zo klein als die van een hond van dat gewicht’, zegt paleontoloog Thierry Smith van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. ‘Het is echt indrukwekkend hoe klein zijn hersenen waren.’

Reconstructie van het Eocene zoogdier Hyrachyus modestus, een voorouder van de neushoorn en de tapir (links) en het Paleocene zoogdier Arctocyon primaevus, een vleesetend roofdier dat het nauwst verwant is aan de groep waartoe de huidige varkens, schapen en andere evenhoevigen behoren (rechts). Bron: Sarah Shelley

Zicht, evenwicht en coördinatie

‘De zoogdieren die de dinosauriërs opvolgden waren [dus] tamelijk dom’, zegt paleontoloog Steve Brusatte, ook van de Universiteit van Edinburgh. ‘Pas miljoenen jaren [na het uitsterven van de dinosauriërs] ontwikkelden veel soorten zoogdieren grotere hersenen, toen ze met elkaar concurreerden om nieuwe ecosystemen te vormen.’

Om genoeg eten te verzamelen en niet zelf opgegeten te worden, ontwikkelden zoogdieren grotere, en complexere breinen. In sommige gevallen leidde dat tot groei van de gebieden die verband houden met zicht, evenwicht en coördinatie. Zo ontstonden geleidelijk de voorouders van de dieren die we nu intelligent noemen, zoals paarden, dolfijnen en mensen.