Het idee dat Arabië slechts een handige ­tussenstop was toen de vroege mens zich vanuit Afrika verspreidde, blijkt achterhaald. Archeologische vondsten tonen aan dat onze verre voorouders zich langere tijd vestigden op het toen weelderige schiereiland.

De Rub al-Khali-woestijn in het zuidoosten van Saoedi-Arabië is niet alleen de grootste, maar ook een van de droogste zandduingebieden ter wereld. Soms gaat er zelfs een heel jaar voorbij zonder een druppel regen. De roodachtige duinen strekken zich uit tot zover het oog reikt: een oneindige leegte waar bijna niemand woont. Geen wonder dat de naam van de woestijn in het Nederlands ‘het Lege Kwartier’ betekent.

Hoewel de weersomstandigheden in de rest van Arabië minder extreem zijn, blijft het ook hier lastig vertoeven zonder airconditioning. Toch was het niet altijd zo droog op het schiereiland. Slechts 8000 jaar geleden kende Arabië een nattere periode waarin zich in het woestijngebied meren bevonden. De afgelopen miljoen jaar was dit met tussenpozen vaker het geval: rivieren doorkruisten de regio en lieten groene oases vol leven achter tussen de zandduinen.

Het groene verleden van Arabië betekent dat de regio op meerdere momenten in de geschiedenis bewoonbaar was. Toen dit tien jaar geleden bekend werd, besloten archeologen op zoek te gaan naar bewijs dat mensachtigen in het gebied hebben geleefd. Inmiddels zijn er talloze locaties bekend waar zij mogelijk vertoefden, daterend tot honderdduizenden jaren geleden. Opgravingen tonen aan dat Arabië voor mensachtigen die uit Afrika trokken veel meer was dan een tijdelijke tussenstop. Het was een plek waar ze zich langere tijd ­vestigden; waar ze zich thuis voelden. We moeten het schiereiland volgens veel wetenschappers zien als onderdeel van een ‘groter Afrika’: een gebied dat een belangrijke rol speelde in de evolutie en de verspreiding van de mens.

Afbeelding 2
In Jubbah, in Saoedi-Arabië, leefden mensen mogelijk samen met dieren zoals oerossen en de kleine koedoe. Er waren destijds meren en moerassen. Beeld: Paleodeserts Project.

Op de route

Afrika staat al decennialang bekend als ‘de wieg van de mensheid’. Ruim 7 miljoen jaar geleden ontstonden hier namelijk de oudst bekende mensachtigen, de Sahelanthropus tchadensis, die lang op het continent ­bleven. In de loop van de tijd evolueerden er meerdere menssoorten op dit continent, waarvan de fameuze fossielen genaamd Ardi (van de soort Ardipithecus ramidus) en Lucy (van de soort Australopithecus afarensis) tastbare bewijzen zijn.

Hoewel sommige groepen mensachtigen 2 miljoen jaar geleden aan de wandel ­gingen, bleef Afrika een hoofdrol spelen in onze geschiedenis. Zo zijn de oudst bekende overblijfselen van onze soort, Homo sapiens, ook op dit continent gevonden. De moderne mens ontstond daar ruim 300.000 jaar geleden. Zo’n 60.000 jaar geleden sloeg de reislust toe en verspreidden onze verre voorouders zich in één grote migratiegolf over de wereld. Althans, dat is wat antropologen tot nu toe dachten.

‘Het leek een redelijk straightforward verhaal’, zegt antropoloog Michael Petraglia van het Max Planck-instituut voor de Geschiedenis van de Mensheid in het Duitse Jena. Arabië was niet meer dan een tussenstop voor de moderne mens toen die zich rap verspreidde over Europa, Azië en andere delen van de wereld. ‘Het lag gewoon op de route ­vanaf Afrika’, zegt archeoloog Huw ­Groucutt van het Max Planck-instituut voor Chemische Ecologie, ook in Jena. ‘Sommige mensen waren ervan overtuigd dat er geen enkele geschiedenis in Arabië heeft plaatsgevonden.’

Moessonregens

Deze aannames hebben ertoe geleid dat er lange tijd weinig bekend was over mensachtigen in Arabië. Er zijn een aantal spectaculaire kunstwerken van hun hand in grotten gevonden, maar die waren niet meer dan 10.000 jaar oud (zie ‘Eeuwenoude Arabische kunst’). Tien jaar geleden begon een groep wetenschappers echter aan een zoektocht naar menselijk leven op het schiereiland van vóór deze periode. Ze werkten onder meer samen in projecten genaamd Paleodeserts en DISPERSE. ‘We kwamen op precies het goede moment samen’, zegt archeoloog Eleanor Scerri, die ook aan het Max Planck-instituut voor de Geschiedenis van de Mensheid werkt.

Verschuivende moessonregens maakten het schiereiland soms veel natter dan het nu is

De drijvende kracht achter hun onderzoek was de toenemende kennis over prehistorische klimaatveranderingen. Informatie uit diepzeesedimenten en ijskernboringen hebben paleoklimatologen een goed beeld gegeven van hoe het ­klimaat er lang geleden moet hebben uitgezien. Daaruit blijkt dat de gemiddelde temperatuur op aarde de afgelopen 2,5 miljoen jaar – een periode met ­permanente ijsbedekking op beide polen – verre van stabiel is geweest.

Zo waren er koudere perioden waarin het ijs alsmaar verder naar de evenaar schoof, maar ook veel warmere perioden waarin het ijs zich juist terugtrok. Deze cyclische omgevingsveranderingen beïnvloedden de leefomstandigheden in zowel Arabië als de naastgelegen Sahara in Afrika. Wanneer de temperatuur op aarde steeg, verschoven de moessonregens naar het noorden, waardoor het schiereiland veel natter was dan dat het nu is. Zodra de regens tijdens de koudere perioden weer zuidwaarts trokken, veranderde hetzelfde gebied weer in een verzengende woestijn.

Eeuwenoude Arabische kunst

Onze verre voorouders vestigden zich honderdduizenden jaren geleden al op het Arabische schiereiland, toen het ­klimaat er een stuk natter was dan nu. Veel bewijs van hun aanwezigheid is mettertijd verdwenen door erosie. Toch is er vanaf zo’n 10.000 jaar ­geleden een schat aan prehistorische kunst en artefacten bewaard gebleven. Dit vertelt ons het verhaal van samenlevingen en omgevingen die alsmaar in beweging waren. Oudere rotstekeningen laten het beeld zien van de mens die jaagt op wilde ­dieren, terwijl latere afbeeldingen juist laten zien hoe mensen dieren hoedden.

Op veel plekken zijn de oudere kunst­werken deels overschreven of opnieuw geschilderd, waarbij de makers de ­menselijke figuren behielden maar de dieren vervingen. ‘Er is duidelijk sprake van een cultureel geheugen, bijna als een gesprek ­tussen de jaagtaferelen en de idyllische afbeeldingen van het ­hoeden’, zegt archeoloog Maria ­Guagnin van het Max Planck-instituut voor de Geschiedenis van de Mensheid in het Duitse Jena.

Rotstekeningen geven ook de veranderende natuur van de streek weer. Zo suggereren afbeeldingen bij Shuwaymis in het noordwesten van Saoedi-Arabië van meer dan 8000 jaar geleden dat prooidieren, waaronder grote carnivoren, toen in overvloed aanwezig waren. Zowel hier als in ­Jubbah, ook in Saoedi-Arabië, zijn ­schilderingen gevonden van mensen die samenleefden met de kleine ­koedoe – een soort antilope die nu in de bossen in Oost-Afrika leeft – en mogelijk ook oerossen, waar de ­gedomesticeerde runderen van tegenwoordig van afstammen.

Symbolische gebeurtenissen

Bij de zogeheten Kamelenvindplaats in het noorden van Saoedi-Arabië hebben onze voorouders levensgrote figuren van kamelen en andere dieren uitgehakt in rotswanden, die in veel gevallen meer dan 8000 jaar oud blijken te zijn. ‘Ze lijken op sculpturen die zo de rotsen uitkomen’, zegt Guagnin. Er moeten veel mensen betrokken zijn geweest bij het maken van deze beeldhouwwerken: de ruwe materialen voor gereedschappen moesten van wel 30 kilo­meter verderop komen. De figuren zijn ook zo hoog, dat er mogelijk steigers nodig waren.

Ditzelfde geldt voor de mustatils, enorme stenen bouwwerken die vernoemd zijn naar het Arabische woord voor rechthoek. Binnen in de monumenten omgeven lage muren een centrale ­binnenplaats. Er zijn meer dan 1000 van dit soort mustatils gevonden in het noordwesten van Saoedi-Arabië, en sommige zijn meer dan 7000 jaar oud. Daarmee zijn ze ouder dan Stonehenge in Engeland en de piramides in Egypte. Elk van deze monumenten is duidelijk het resultaat van een gigantische ­teamprestatie.

Hoewel mensen toentertijd een groot deel van het jaar rondtrokken, vermoedt Guagnin dat er tegen het einde van het natte seizoen mogelijk genoeg voedsel was om allemaal samen te komen. ‘Er waren feesten, en misschien werden er zelfs trofeeën uitgedeeld, dus dit waren grote symbolische gebeurtenissen. Het was belangrijk dat mensen elkaar ontmoetten’, aldus Guagnin.

Rotstekeningen van magere kamelen kunnen wijzen op ondervoeding die het gevolg was van barre klimaatomstandigheden. Beeld: Palaeodeserts Project.

Nijlpaarden

Petraglia en zijn collega’s vermoedden dat er tijdens de nattere perioden rivieren en meren in Arabië waren, en gingen daarnaar op zoek. ‘Je gelooft het nooit, maar meteen de eerste keer dat we afreisden naar een aantal plekken waar we dachten dat er ooit meren lagen, vonden we ze!’ vertelt Petraglia. In 2011 deelden ze hun bevindingen met de wereld: de overblijfselen van het paleomeer Jebel Qattar 1, dat maar liefst 4 bij 20 kilometer groot was – nu bedolven onder het zand van de Nefud-woestijn in Saoedi-Arabië. In het 75.000 jaar oude sediment vonden ze ­sporen van grassen en bomen, en zelfs ­stenen gereedschap. Een tastbare aanwijzing dat hier ooit mensachtigen woonden.

Sindsdien zijn er veel soortgelijke resultaten gepubliceerd. ‘We weten nu dat er ongeveer 10.000 paleomeren hebben bestaan in Arabië’, zegt Petraglia. ‘Daarvan hebben we er pas een paar honderd bezocht, maar op meer dan 70 procent
van deze plekken hebben we fossielen of archeologische overblijfselen gevonden.’ Zelfs in wat nu de Rub al-Khali-woestijn is, blijken ooit mensachtigen te hebben geleefd. In Mundafan Al-Buhayrah, een vlak gebied dat ooit een meer is geweest, is stenen gereedschap gevonden dat tussen de 80.000 en 100.000 jaar oud is.

De aanwezigheid van mensachtigen loopt parallel met de veranderingen in het klimaat: ze trokken naar de woestijnachtige gebieden tijdens nattere perioden en vertrokken weer, of stierven simpelweg, toen de droogte zijn intrede deed. ‘Dit cyclische patroon lijkt cruciaal’, aldus Petraglia. Maar ook de nattere perioden waren geen pretje voor onze verre voor­ouders, zegt Groucutt. ‘Deze perioden kenden momenten van plotselinge en hevige regenval, maar ook van extreme droogte.’ Toch bleken de nattere perioden in Arabië vochtig genoeg voor nijlpaarden om zich ook op het schiereiland te vestigen. ­‘Nijlpaarden hebben metersdiepe wateren nodig, die ook blijven stromen in perioden van extreme droogte’, aldus Groucutt.

Afbeelding 1
Opgraving bij de prehistorische vuurplek Jebel Oraf. Door een nabijgelegen meer konden mensen hier perioden van ernstige droogte overleven. Beeld: Paleodeserts Project.

Vingerkootje

Naast prehistorische klimaatveranderingen, had ook de ligging van Arabië een belangrijke invloed op de mensachtigen die hier verbleven. Het is goed mogelijk dat de groepen die in het noorden van het schiereiland leefden nog altijd contact hadden met mensachtigen in Afrika en elders, zegt Groucutt. Dit blijkt uit overeenkomsten in het stenen gereedschap dat in deze gebieden is gevonden. Stenen gereedschap uit het zuiden van Arabië ziet er daarentegen heel anders uit. Dit wijst er mogelijk op dat de groepen in het zuiden afgezonderd leefden.

De grote vraag is nu: wie waren deze mensachtigen in Arabië? Hoewel er genoeg stenen gereedschap is gevonden, werden menselijke botten niet aangetroffen. Dit komt vooral doordat het klimaat dat heerst in de woestijn botten afbreekt, legt Scerri uit. ‘Het is extreem droog, er zijn windstormen en sediment brokkelt makkelijk af.’

Dit heeft wetenschappers er niet van weerhouden te speculeren over welke mensachtigen er leefden. In 2011 beweerden archeozoöloog Hans-Peter Uerpmann van de Universiteit van Tübingen en zijn team dat Homo sapiens al ver voor de ­algemeen aangenomen 60.000 jaar geleden in Arabië verbleef. Dit baseerden ze op de vondst van stenen gereedschap bij de archeologische vindplaats Jebel Faya, in wat nu de Verenigde Arabische Emiraten zijn. Dit gereedschap dateert van 40.000 tot 125.000 geleden en vertoont veel overeenkomsten met het gereedschap van de moderne mens dat uit die periode in Afrika is gevonden. Maar opnieuw waren er geen botten te vinden die de bewering konden ondersteunen.

Dit bleef lange tijd zo, totdat het team waar Scerri, Groucutt en Petraglia onderdeel van waren in 2018 het geluk aan hun zijde had. In het paleomeer Al Wusta, in wat nu de Nefud-woestijn in Saoedi-­Arabië is, vonden zij een menselijk vingerkootje. ‘We konden het eerst maar niet geloven’, zegt Scerri. Het was enorm toevallig dat het een vingerkootje betrof, want deze botjes hebben veel unieke ­kenmerken per menssoort. Het botje van iets meer dan 3,2 centimeter groot bleek genoeg om te achterhalen van welke menssoort het afkomstig was: Homo sapiens. En het was 85.000 jaar oud.

Een vingerkootje gevonden in het paleomeer Al Wusta (afgebeeld van vier verschillende kanten) wijst erop dat de Homo sapiens 85.000 jaar geleden in Arabië was. Beeld: Paleodeserts Project.

Neanderthalers

Daarmee is de zaak in principe beklonken, maar er zijn zelfs aanwijzingen dat Homo sapiens al ruim vóór deze tijd in Arabië was. Petraglia en zijn team vonden in 2020 voetafdrukken van tussen de 112.000 en 121.000 jaar oud, waarvan zij vermoeden dat die van moderne mensen afkomstig zijn. De voetafdrukken werden gevonden in het paleomeer Alathar, gelegen in wat nu Saoedi-Arabië is. Voetafdrukken zijn niet altijd goed te identificeren. Maar, zo zegt Petraglia, ‘er waren geen kritische geluiden te horen naar aanleiding van onze bevindingen.’

De moderne mens had in ieder geval genoeg tijd om Arabië te bereiken en deze voetafdrukken hier achter te laten. De oudste overblijfselen van de moderne mens, gevonden bij de archeologische vindplaats Jebel Irhoud in Marokko, zijn namelijk tussen de 250.000 en 350.000 jaar oud. Daarnaast werd in een Griekse grot een schedel van 210.000 jaar oud aangetroffen, en bleek een kaakbot uit Israël 170.000 jaar oud.

Hoewel het 85.000 jaar oude vinger­kootje tot nog toe het enige in Arabië gevonden bot van mensachtigen is, gaan de aldaar gevonden stenen gereedschappen veel verder terug. Zo is er bij de archeologische vindplaats An Nasim in Saoedi-Arabië stenen gereedschap gevonden dat dateert van 300.000 jaar geleden. Op de vindplaats Ti’s al Ghadah, eveneens in Saoedi-Arabië, vond een onderzoeksteam waar ook Petraglia, Scerri en Groucutt toe behoorden in 2018 naast stenen gereedschap ook botten van dieren. Hier lag namelijk ooit een meer, omgeven door vruchtbaar grasland waar olifanten, watervogels en Aziatische wilde ezels leefden. Sommige botten bevatten snijtekens en andere tekenen van menselijke activiteit; ze waren 300.000 tot 500.000 jaar oud.

Mochten er 500.000 jaar geleden inderdaad mensachtigen hebben geleefd in ­Arabië, dan zullen dit hoogstwaarschijnlijk geen moderne mensen zijn geweest. Hoewel er meerdere groepen mensachtigen in het gebied leefden (zie ‘Mogelijke inwoners van Arabië’), verdenken wetenschappers vooral de neanderthalers. ‘Ik ben er vrij zeker van dat er neanderthalers in ­Arabië verbleven, op zijn minst in het noordelijke deel van het schiereiland’, zegt Scerri. Ze wijst erop dat er in de Levant, een regio in het noorden van Arabië waar het hedendaagse Israël ligt, overblijfselen van neanderthalers zijn gevonden – waaronder een deel van het skelet van een tien maanden oud kind. Ook lag er stenen gereedschap dat sterk leek op het gereedschap dat gevonden is op plaatsen waar ook fossiele resten van neanderthalers zijn aangetroffen.

Mogelijke inwoners van Arabië

Steeds meer bewijs laat zien dat Arabië al heel lang wordt bewoond, tot wel 500.000 jaar geleden. De lijst van mensachtigen die gedurende deze tijd leefden en mogelijk op het schiereiland vertoefden is dan ook vrij lang.

Moderne mens
Tijdperk: van 300.000 jaar geleden tot nu
Onze soort is ontstaan in Afrika. Het oudst bekende fossiele bewijs uit Arabië is 85.000 jaar oud, maar waarschijnlijk zullen er in de toekomst fossielen worden gevonden die nog ouder zijn dan dat.

Neanderthaler
Tijdperk: van ergens tussen de 800.000-400.000 jaar geleden tot 40.000 jaar geleden
Neanderthalers komen uit Europa en West-Azië, en zwierven soms zo ver naar het westen dat ze het Altaj-gebergte in Siberië bereikten. Ze zijn ook in Israël geweest en kunnen vanuit hier zomaar naar Arabië in het zuiden zijn getrokken.

Denisovamens
Tijdperk: van 800.000-400.000 jaar geleden tot minstens 43.000 jaar geleden
De denisovamens was nauw verwant aan de neanderthalers, en is bekend van een handjevol vindplaatsen in Oost-Azië. Het huidige bewijs suggereert dat Arabië te ver ten westen van hun thuisbasis lag – maar dat zou zomaar nog kunnen veranderen.

Homo erectus
Tijdperk: van 2 miljoen jaar geleden tot minstens 177.000 jaar geleden
H. erectus
is de eerste mensachtige waarvan bekend is dat hij buiten Afrika verbleef. De soort bereikte zelfs het Indonesische eiland Java. Het is goed mogelijk dat ook deze voorouder af en toe Arabië bewoonde.

Nesher Ramla-mens
Tijdperk: van ongeveer 420.000 jaar geleden tot 140.000 jaar geleden
De Nesher Ramla-mens is een mensachtige die pas in 2021 voor het eerst is beschreven. Mogelijk is deze soort een voorouder van de neanderthalers. De resten van deze nieuweling in onze stamboom zijn gevonden in Israël, maar wie weet kunnen ze weleens richting het zuiden zijn getrokken.

Verloren genen

Neanderthalers en de moderne mens waren lang niet de enige mensachtigen in Arabië. Volgens Scerri, en velen met haar, kende het gebied een diverse bevolking. Verschillende groepen lieten zich leiden door de grillen van de natuur: ze kwamen zodra het schiereiland natter werd en vertrokken weer bij toenemende droogte. ‘Ik denk dat hier een enorme diversiteit aan mensachtigen heeft geleefd, en dat zij zich vermoedelijk ook samen voortplantten’, zegt archeoloog Anthony Sinclair van de Universiteit van Liverpool, teamlid van het DISPERSE-project.

‘Ik denk dat hier allerlei soorten mensachtigen leefden, en dat zij zich ook samen voortplantten’

Er zijn nu twee vragen: welke rol had Arabië in de verspreiding van de moderne mens zodra die Afrika verliet en wat heeft het continent betekend voor de vroege evolutie van Homo sapiens? Voor Petraglia is dat ondertussen vrij duidelijk. Met alle aanwijzingen over zo’n lange tijd en het nauwe verband met de klimaatschommelingen op het schiereiland, is het bijna onmogelijk dat de moderne mens 60.000 jaar geleden in slechts één migratiegolf uit Afrika trok. Deze theorie was al aan het wankelen door het toenemende aantal fossiele overblijfselen van de moderne mens buiten Afrika, die dateerden van ver voor die tijd. De opgravingen in Arabië ondersteunen het idee van meerdere migratiegolven, gedreven door gunstige klimaat- en leefomstandigheden.

‘Een van de modellen die ik aanhang is het zogenoemde multiple dispersal model, dat de bewegingen van Homo sapiens door de tijd beschrijft’, zegt Petraglia. ‘Dat model schetst dat onze verre voorouders niet in één grote migratiegolf uit Afrika trokken, maar in meerdere kleinere golven die elkaar opvolgden terwijl ze zich met elkaar voortplantten.’ Volgens dit model is de grote genetische verandering die rond 60.000 jaar geleden kan worden waargenomen dus niet één grote migratiegolf uit Afrika, maar een toename in de totale omvang van de populatie mensachtigen. Petraglia: ‘Mogelijk waren er al kleine groepen mensachtigen in Eurazië. Maar toen zij zich ­gingen voortplanten met grotere groepen mensachtigen die uit Afrika trokken, gingen hun genen verloren in het geheel – een proces dat genetic swamping heet.’ Dit creëert de illusie van één grote migratiegolf.

Onze voorouders volgden tijdens hun trek uit Afrika niet alleen de kustlijn

Verlengde van Afrika

De bevindingen in Arabië spreken tegen dat onze verre voorouders vooral de kustlijn volgden tijdens hun trek uit Afrika, zoals weleens wordt beweerd. Daar staat tegenover dat sommige deze route wel degelijk volgden. Zo vond Sinclair menselijke overblijfselen in onder andere Wadi Dhahaban en Wadi Dabsa, gebieden langs de kustlijn van de Rode Zee. Maar de resten langs en in de paleomeren tonen aan dat ze zich ook recht over het schiereiland hebben bewogen.

Deze prehistorische migranten waren waarschijnlijk kleine groepjes jager-verzamelaars, geen grote meutes. ‘Ze hadden vermoedelijk niet echt een doel voor ogen’, zegt Groucutt. ‘Ze lieten zich leiden door hun omgeving. Zodra hun leefomstandigheden veranderden, bijvoorbeeld wanneer de moessonregens richting het noorden bewogen, trokken ze verder.’

Hoewel Arabië geografisch gezien onderdeel is van Eurazië, was het schier­eiland voor mensachtigen eigenlijk gewoon een verlengde van Afrika. Paleo­antropologen beginnen dat nu ook in te zien. ‘Voor mij is Arabië onderdeel van een groter Afrika’, zegt Sinclair. Scerri gaat zelfs een stapje verder: ‘Delen van Zuidwest-­Azië die vlak bij Afrika liggen hebben bij vlagen aan de basis van de menselijke evolutie gestaan.’ Zij is voorstander van een scenario waarin Afrika het thuisland was voor meerdere populaties van Homo sapiens die, afhankelijk van welke gebieden bewoonbaar waren, soms afzonderlijk leefden en soms samen voortplantten. Arabië was simpelweg een extra gebied waar zij konden wonen, en was dus onderdeel van het vruchtbare land dat uiteindelijk de moderne mens voortbracht.

Uiteindelijk komen we dus allemaal uit Afrika – maar misschien moeten we het beeld van haar continentsgrenzen bijstellen. Onze soort is net zozeer gevormd door het Arabische landschap als door de savannes, bossen en kuststreken van Afrika. En hoewel Rub al-Khali vandaag de dag een eindeloze, dorre woestijn is, was het ooit het weelderige thuisland van onze voor­ouders.

Arabië in

Bewijs dat in het afgelopen decennium is opgegraven laat zien dat 500.000 jaar geleden al mensachtigen in Arabië leefden. Ze brachten daar langere perioden door, in tijden dat het klimaat natter en de omgeving weelderiger was.

1 Shuwaymis 8000 jaar oude rotstekeningen
2 Jubbah 8000 jaar oude rotstekeningen
3 Kamelenvindplaats in Al Jawf 8000 jaar oude sculpturen in rotswand
4 Jebel Qattar 1 75.000 jaar oud paleomeer
5 Al Wusta 85.000 jaar oud vingerkootje van Homo sapiens
6 An Nasim 300.000 jaar oud stenen ­gereedschap
7 Ti’s al Ghadah 300.000 tot 500.000 jaar oud stenen gereedschap
8 Wadi Dabsa paleolithisch stenen gereedschap
9 Paleomeer Alathar 112.000 tot 121.000 jaar oude voetafdrukken van mensachtigen
10 Jebel Faya 40.000 tot 125.000 jaar oud ­stenen gereedschap
11 Mundafan Al-Buhayrah 80.000 tot 100.000 jaar oud stenen gereedschap


Dit artikel is verschenen in New Scientist 95. Deze editie vind je in ons digitaal archief.