De laatste tijd hebben mensen steeds vaker de neiging om dingen vanuit een ‘kosmisch perspectief’ te bekijken. Ze ­doelen dan meestal op een gevoel van onbeduidendheid dat ze ervaren wanneer ze beseffen hoe klein onze wereld is, afgezet tegen de onmetelijke grootte van het heelal. Sterrenkundigen, filosofen en schrijvers gebruiken dit relativerende perspectief graag als er weer een ontdekking is verricht die de rol van de aarde verder marginaliseert. ‘We zijn helemaal niet zo speciaal’, klinkt het dan. Of: ‘Wat zijn we toch nietig.’

Natuurlijk is de aarde enorm klein ten opzichte van het heelal als geheel. Er passen zo’n 300 noniljoen aardes in het universum – dat is een 3 gevolgd door 56 nullen. En dan hebben we ook nog eens geen prominente plek: we bevinden ons ergens in een buitenwijk van een doorsnee sterrenstelsel. Bovendien is de aarde absoluut niet uniek. Het stikt in het heelal van de planeten, en een heleboel daarvan lijken behoorlijk veel op die van ons. De zon en de Melkweg zijn al evenmin uniek. Sterker nog, veel sterrenkundigen denken dat zelfs het heelal niet uniek is, zoals mijn columncollega Ans Hekkenberg beschrijft in haar nieuwste boek Het multi­versum.

Dit is een premium-artikel

Lees direct verder, al vanaf €1,99 per maand. Al abonnee? Log in om direct verder te kunnen lezen.

InloggenBekijk aanbod