Van de met een Zilveren Nipkowschijf bekroonde televisieserie O’Hanlons Helden is nu een bijbehorend boek uit. In dat boek, getiteld In het spoor van de grote ontdekkers, vinden we onder meer een portret dat in de televisieserie nog ontbrak: het levensverhaal van presentator Redmond O’Hanlon zelf.

Dat de Britse reisjournalist Redmond O’Hanlon is geboren op het verkeerde moment, wisten we al. Voorafgaand aan iedere aflevering van O’Hanlons Helden beklaagt hij zich immers steevast dat hij een eeuw te laat ter wereld is gekomen. Veel liever had hij geleefd in de negentiende eeuw, toen grote delen van de wereld nog wachtten op hun ontdekking. Net als de mannen en vrouwen die hij in die televisieserie portretteert, had het hem geweldig geleken om eropuit te trekken, het onbekende tegemoet. Maar de wereldkaart is inmiddels ingekleurd. De dier- en plantensoorten zijn in hoofdlijnen beschreven en er is geen land waar geen blanke nog voet heeft gezet.

Toch verklaart dat op zichzelf niet O’Hanlons innerlijke onrust. Andere factoren speelden daarbij een belangrijkere rol, zo lezen we in de inleiding van In het spoor van de grote ontdekkers. O’Hanlon groeide op als domineeszoon op het Britse platteland. Zijn moeder, een gefrustreerde actrice, had moeite om haar handen thuis te laten. Op zijn kostschool hadden de leraren moeite om wel meer dingen thuis te laten.

De jonge O’Hanlon zocht zijn toevlucht tot boeken, natuurhistorische boeken in het bijzonder. In zijn studeerkamer in de pastorie bewaarde O’Hanlon’s vader een indrukwekkende privé-bibliotheek. Zodra zijn vader het huis verliet, sloop O’Hanlon de studeerkamer binnen, koos een boek uit, ging op zijn vaders stoel zitten en waande zich in donker Afrika, op zoek naar nachtzwaluwen en pygmeeën. De schoolvakanties bracht hij door in de afdeling natuurboeken van de plaatselijke boekhandel.

Die vroege fascinatie voor natuurboeken bleek het begin van een leven dat in het teken stond van reizen en lezen. In In het spoor van de grote ontdekkers beschrijft Emile Brugman, uitgever en persoonlijke vriend van O’Hanlon, hoe zijn jeugdjaren de latere levensloop van de Brit bepaalden – zijn afkeer van religie, zijn voorliefde voor oude boeken, voor reizen en voor fetisjen – en hoe O’Hanlon ten slotte in een zware depressie belandde. Hij kwam zijn bed niet meer uit en van zijn verkenningsdrang was weinig meer over. De herbeleving van Darwins reis om de wereld, in 2009 uitgezonden door de VPRO, betekende in zekere zin zijn redding. Op de klipper Stad Amsterdam leefde O’Hanlon weer op, en leerde de Nederlandse televisiekijker hem kennen als de goedgeluimde verhalenverteller.

Het is dit inleidende verhaal, het verhaal over O’Hanlon zelf, dat na het lezen van In het spoor van de ontdekkers blijft hangen. Dat verhaal is geschreven met dezelfde lichte toon die de televisieserie kenmerkt, waarin humor en ernst hand in hand blijken te kunnen gaan. Het eigenlijke boek zelf, met daarin de biografieën van O’Hanlons helden, mist die originele verhaalstijl, waardoor uitgeklede levenschronologieën overblijven. Met die wat stijfjes beschreven biografieën hebben de auteurs, Marc Argeloo en Alexander Reeuwijk, O’Hanlon misschien nog wel het meest plezier gedaan. Voor een keer prijkt zijn naam en zijn levensverhaal tussen die van zijn negentiende-eeuwse helden.