Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Marije van der Lee, bijzonder hoogleraar medische en klinische psychologie bij Tilburg University.
‘Ik ben psychologie gaan doen omdat ik mensen interessante wezens vind. Hoe zitten ze echt in elkaar, vraag ik me vaak af. Wat mij specifiek geboeid heeft is wat er gebeurt als je ziek wordt en hoe dat van invloed is op je gevoel. Wat is medisch, wat is psychologisch en hoe beïnvloeden ze elkaar?
Als je de diagnose kanker krijgt, dan schrik je enorm. ‘Ga ik hieraan dood?’ is een veel voorkomende vraag en de behandelingen zijn natuurlijk vreselijk zwaar. Mensen hebben daarna vaak last van angst dat de kanker weer terugkomt. Tot een bepaalde hoogte is dat gezond en het is goed dat mensen alert blijven. Maar de angst mag niet het leven gaan beheersen. Zoals wanneer ze bijna dwangmatig checken of ze geen bobbel in hun borst voelen of geen vlekken op hun huid zien. Sommige mensen draaien hierin vast. Wij onderzoeken wat voor hulp zij nodig hebben.
‘Een AI-systeem moet kunnen zeggen: dat is geen goed idee’
Het is belangrijk dat we AI-systemen kunnen vertrouwen. AI-onderzoeker Pınar Yolum stelt dat betrouwbare AI-systemen bezwaar moeten kunnen maken tege ...
Jarenlang onderzoek doen heeft bij mij tot een groot inzicht geleid. In mijn praktijk en uit onderzoek is gebleken dat mensen die kanker hebben gehad vaak kampen met deze angsten. Vervolgens blijkt dat juist deze groep weinig bereid is mee te doen aan een onderzoek dat zich richt op die angst. Terwijl de praktijk kampt met wachtlijsten. Hoe kan dat?
Mijn inzicht is dat mensen heel veel veerkracht hebben en met angst alleen heel goed om kunnen gaan. Maar soms raakt kanker mensen op heel veel levensgebieden tegelijk zoals relatie, werk, sport of je manier om met problemen om te gaan. Door de ziekte werkt alles anders, de mensen lopen vast en zoeken hulp. Terwijl onderzoek meestal gaat over slechts een probleem tegelijk. Met direct gevolg dat er een enorme kloof gaapt tussen onderzoek en praktijk. Want de groep die meedoet aan onderzoek, is niet de groep die aanklopt voor hulp.
Toen ik hierachter kwam vielen de puzzelstukjes in elkaar. In onderzoek kun je stap voor stap steeds een klein deel van de puzzel leggen, in de praktijk moet je overzicht houden over het grote geheel van de puzzel, ofwel het hele verhaal van de mens die vastgelopen is.’