Als mens zetten we alle ecosystemen op aarde onder grote druk. Milieuwetenschapper Carl Folke besefte als een van de eersten dat we dit probleem alleen kunnen oplossen door de maatschappij en de natuur als één geheel te onderzoeken. Voor zijn onderzoek naar de veerkracht van mensen en de planeet, waarin hij wetenschap en beleid samenbrengt, ontving hij de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Milieuwetenschappen.
The English translation of this article can be found here.
Als je veilig je spaarcenten wilt beleggen, stop je ze niet allemaal in één bedrijf, maar spreid je ze uit over verschillende bedrijven. Zo ben je niet in één klap al je geld kwijt als dat ene bedrijf door het noodlot wordt getroffen. Dit advies neemt het gros van de mensen graag ter harte. Met je zuurverdiende centen spring je immers veilig om. Maar als het om een andere belangrijke voorwaarde van ons bestaan gaat – de aarde – doen we als mensheid juist het tegenovergestelde. ‘We hebben de biosfeer, het dunne laagje rond het aardoppervlak waarin al het leven zich bevindt, steeds eenzijdiger gemaakt’, zegt Carl Folke. ‘Door ons toedoen zijn er veel minder verschillende soorten organismen, en daarmee hebben we de veerkracht van het gehele aardse ecosysteem verkleind.’
Oren in de jungle brengen de biodiversiteit in kaart
De geluiden in het regenwoud kunnen onthullen hoe het met de biodiversiteit is gesteld.
Folke is directeur van het Beijer Institute of Ecological Economics in Stockholm en oprichter en bestuursvoorzitter van het Stockholm Resilience Centre. Hij stond aan de basis van de theorie die de veerkracht (resilience) van sociale en ecologische systemen beschrijft. ‘Veel mensen kijken naar veerkracht in de zin van herstel: het terug kunnen veren naar een bepaald evenwicht’, zegt Folke. ‘Wij kijken er compleet anders naar. Wij zien veerkracht als de capaciteit om te leven met veranderende omstandigheden, en om te gaan met verrassingen.’
‘Het koraalrif was binnen vijf jaar volledig overgenomen door algen’
Een belangrijke voorwaarde daarvoor is diversiteit. ‘In een ecosysteem zijn allerlei functies te vervullen’, vertelt Folke. ‘Idealiter zijn er verschillende soorten die een bepaalde functie uitvoeren. Als één soort dan wegvalt, is dat geen probleem. In koraalriffen, bijvoorbeeld, heb je soorten die zorgen dat er genoeg voedingsstoffen zijn, maar je hebt ook zogeheten grazers. Die zijn heel belangrijk: ze voeren het dode koraal af, zodat er ruimte ontstaat voor nieuw koraal. In Caraïbische koraalriffen waren ooit veel soorten grazers: zeeschildpadden, allerlei vissen en zee-egels. Maar door overbevissing bleven daarvan alleen de zee-egels over. In 1983 werden de zee-egels weggevaagd door een ziekteverwekker. Door de afwezigheid van grazers kon er geen nieuw koraal groeien, maar wel algen, en binnen vijf jaar was het rif hier volledig door overgenomen.’
Eenzelfde lot lijkt veel andere ecosystemen beschoren: wij verkleinen stap voor stap de diversiteit en daarmee de veerkracht, waarna een kleine schok, zoals een virus of een storm, het systeem het laatste zetje geeft richting een minder wenselijk evenwicht of zelfs instorting. ‘Ook als je naar de aarde als geheel kijkt, hebben we de biosfeer de laatste zestig jaar minder veerkrachtig gemaakt’, zegt Folke. ‘We hebben landschappen en oceanen sterk versimpeld, door bijvoorbeeld intensieve landbouw en overbevissing. Daarmee hebben we de weerstand tegen schokken verkleind. Tegelijk vergroten we door klimaatverandering de schokken door bijvoorbeeld extreme weersomstandigheden. Dat is geen goede combinatie.’
Al aan het begin van zijn carrière realiseerde Folke zich dat je dit probleem niet kunt oplossen door de mens te beschouwen als externe factor die ecosystemen beïnvloedt, zoals destijds gangbaar was. Mensen zijn geen externe factor; ze zitten in de systemen ingebed. Daarom koppelde Folke het concept van veerkracht aan deze zogeheten sociaal-ecologische systemen. ‘Het maakt het onderzoek er niet makkelijker op als je sociaal-ecologische systemen als geheel bestudeert’, lacht Folke. Desondanks heeft hij belangrijke stappen gezet. Hij vraagt zich niet alleen af hoe de veerkracht van deze systemen verandert, hij onderzoekt ook hoe we die veerkracht kunnen vergroten. ‘We kijken bijvoorbeeld naar gemeenten die een succesvolle transformatie naar duurzaam natuurbeheer hebben doorgemaakt. Die kennis kunnen we ook weer gebruiken om andere gemeenten, provincies en landen te helpen.’
Op grotere schaal bracht Folke onlangs in kaart welke partijen een grote rol spelen in ecosystemen in de oceanen. ‘We ontdekten dat er dertien visserijbedrijven waren die samen de voedselnetwerken in de oceaan vormgeven. Momenteel werken we samen met de CEO’s van tien daarvan en proberen we te zorgen dat ze zichzelf niet meer puur zien als voedselproducent, maar als beheerder van de oceaan. We leren samen hoe we de veerkracht van de oceaan op peil kunnen houden. Dit doen we nu zo’n zes jaar en het gaat heel goed. Ik zie dit als een nieuw type wetenschap, waarbij we de best beschikbare wetenschappelijke informatie gebruiken om de dialoog aan te gaan met invloedrijke partijen, en ze aan te zetten tot actie.’
De natuur als dienstverlener
Dat je economie en ecologie niet los van elkaar kunt zien, besefte Folke tijdens zijn studie. ‘Ik studeerde in eerste instantie bedrijfseconomie, omdat we een familiebedrijf hadden’, vertelt Folke. ‘Maar gaandeweg raakte ik geïnteresseerd in de manier waarop ecosystemen het leven van mensen ondersteunen. Het bruto binnenlands product, dat economische vooruitgang meet, bestaat uit goederen en diensten. Destijds werd de natuur puur meegenomen in de vorm van goederen: ruwe grondstoffen. In 1983 maakte ik in mijn masterscriptie als een van de eersten een kwantitatieve analyse van de diensten die ecosystemen ons verlenen. Ik rekende uit wat deze diensten, zoals bestuiving, watervoorziening en klimaatregulatie onze economie opleveren.’
‘We wilden laten zien: of je nou van de natuur houdt of niet, je hebt haar hoe dan ook nodig’
Een instrument dat we tegenwoordig vaak gebruiken om te laten zien wat de planeet allemaal voor ons doet, is de ecologische voetafdruk: de hoeveelheid grond- of wateroppervlakte die een bevolkingsgroep nodig heeft om zijn consumptie en afvalproductie vol te kunnen houden. Folke speelde een grote rol in het ontwikkelen van dit concept. ‘Bioloog William Rees bedacht deze term, en wij ontwikkelden een manier om hiermee het belang van ecosystemen als dienstverlener te illustreren. Halverwege de jaren tachtig begonnen we met een berekening voor de visteelt. Men dacht toen: we moeten de oceaan niet blijven leegvissen, dus moeten we vis gaan kweken. Maar wij lieten zien dat je die vis natuurlijk moet voeren, met kleinere vissen die je vangt, die ook weer moeten eten, en ga zo maar door.’ Aan de basis van die voedselpiramide staan algen, die door zonlicht worden gevoed. Maar om genoeg algen te ‘produceren’, is een zeeoppervlak nodig dat wel 40.000 tot 50.000 keer zo groot is als het oppervlak van de kooien van de kweekvissen. Ook voor de diensten van ecosystemen op land maakten ze zulke berekeningen. Daar kwam uit rollen dat alle megasteden ter wereld gigantische hoeveelheden bos en oceaan nodig hebben om ze in stand te houden, voor bijvoorbeeld voedselproductie en materialen. ‘We wilden laten zien: of je nou van de natuur houdt of niet, je hebt haar hoe dan ook nodig.’
Zwaar beladen
Later was Folke betrokken bij het introduceren van ‘planetaire grenzen’. Onderzoekers definieerden negen verschillende dynamische grenzen waar de mensheid tussen moet blijven om van de diensten van de aarde gebruik te kunnen blijven maken, bijvoorbeeld op het gebied van opwarming, biodiversiteit, waterschaarste en oceaanverzuring. ‘Hiermee wilden we duidelijk maken dat we afhankelijk zijn van een gezonde planeet’, zegt Folke. ‘Een mooie metafoor is die van het plimsollmerk op een schip. Dat is het punt tot waar je het schip mag beladen, omdat het anders zinkt. We zijn nu dicht bij het plimsollmerk op aarde.’
Ondanks de pessimistische scenario’s waar hij dagelijks mee te maken heeft, blijft Folke positief. ‘Het is een grote uitdaging voor ons als mensen om onszelf opnieuw te verbinden met de planeet waar we op leven. Soms kun je daar moedeloos van worden, omdat we zien dat acties te langzaam gaan. Aan de andere kant zou ik willen stellen dat we ons in een soort culturele revolutie bevinden, in de manier waarop we naar ons als soort, in relatie tot de planeet, kijken. Dit kun je zien in de nieuwe wetgeving van de Europese Unie en in de acties van bedrijven. De laatste paar jaar proberen ook de financiële markten fossiele energie uit te faseren, en te bewegen naar duurzame oplossingen. Ze beginnen zelfs te kijken naar zaken als biodiversiteit. Als je dat tien jaar geleden aan iemand had verteld, had die je niet geloofd. Maar het gebeurt op dit moment, en dat is bemoedigend. Dus ik denk dat we op de goede weg zijn. Het enige probleem is dat het nog iets sneller moet. Of het op tijd gaat lukken, daar is de jury nog over in beraad. Maar in ieder geval gaven we onze soort de naam Homo sapiens, de verstandige mens, dus wie weet.’
CV
Carl Folke (Stockholm, 1955) studeerde bedrijfseconomie en promoveerde in 1990 in de ecologische economie aan de Universiteit van Stockholm. In 1991 werd hij adjunct-directeur van het Beijer Institute of Ecological Economics, onderdeel van de Koninklijke Zweedse Academie voor Wetenschappen, eveneens in Stockholm. Sinds 1997 is hij hoogleraar Natural Resource Management aan de Universiteit van Stockholm. In 2007 richtte hij samen met Johan Rockström het Stockholm Resilience Centre op, waar hij sindsdien wetenschappelijk directeur is. Sinds 2007 is hij ook directeur van het Beijer Institute. Naast de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Milieuwetenschappen ontving hij onder andere de Sustainability Science Award of the Ecological Society of America.
Onderzoek
Carl Folke onderzoekt hoe we duurzaam om kunnen gaan met de hulpbronnen en diensten die de aarde ons levert. Hij pleit ervoor om sociale systemen en ecosystemen niet los van elkaar te onderzoeken, maar ze als een geheel te beschouwen. Hij speelde een belangrijke rol in het ontwikkelen van de veerkrachttheorie voor deze sociaal-ecologische systemen. Als mensen verlagen we deze veerkracht, waardoor de systemen kwetsbaarder zijn voor verstoringen. Folke slaat de brug tussen wetenschap en beleid en zoekt met overheden en bedrijven naar duurzame oplossingen. Hij staat aan de basis van invloedrijke begrippen als de ecologische voetafdruk en rentmeesterschap van de aarde.
Heinekenprijzen
Elke twee jaar krijgen vijf gerenomeerde internationale wetenschappers en één kunstenaar de Heinekenprijzen toegekend. In 1964 riep Alfred Heineken de Dr. H.P. Heinekenprijs voor de Biochemie en Biofysica in het leven, als eerbetoon aan zijn vader. Later volgden de Heinekenprijzen voor de Kunst, de Geneeskunde, de Milieuwetenschappen, de Historische Wetenschap en de Cognitieve Wetenschappen.
Dit artikel, dat tot stand kwam in samenwerking met de Stichting Alfred Heineken Fondsen, is verschenen in New Scientist 101. Deze editie vind je in ons digitaal archief.