Ruim veertig jaar nadat de natuurkundige Murray Gell-Mann de Nobelprijs verdiende voor het aanbrengen van ordening in de chaos van elementaire deeltjes, publiceert hij zijn analyse van de evolutie van woordvolgorden in talen.

In een oertaal was de meest waarschijnlijke structuur van een eenvoudige zin achtereenvolgens onderwerp, lijdend voorwerp en werkwoord. Dat stelt Murray Gell-Mann met zijn medeonderzoeker Merritt Ruhlen in Proceedings of the National Academies of Science. Die volgorde wijkt af van het gangbare idee dat in menselijke talen de natuurlijke volgorde ‘onderwerp, werkwoord, lijdend voorwerp’ is, zoals jedi-ridder Yoda spreekt.

Gell-Mann, inmiddels 82, is volop actief gebleven in de wetenschap nadat hij al op 40-jarige leeftijd de Nobelprijs voor natuurkunde won. Dat beperkt zich niet tot de fysica. Taalkunde is één van de interessegebieden waarover hij zich in het Santa Fe Institute buigt. Voor de analyse van de evolutie van de woordvolgorde in talen analyseerde Gell-Mann hoe dat zit in huidige talen en verdiepte hij zich in de fylogenetische stamboom van talen.

Hoe gevaarlijk zijn supervulkanen?
LEES OOK

Hoe gevaarlijk zijn supervulkanen?

In het verleden stortten zogeheten supervulkanen de aarde meermaals in een desastreuze ‘vulkanische winter’. Gaat dat opnieuw gebeuren?

De menselijke taal ontstond waarschijnlijk 50.000 jaar geleden, gelijktijdig met het verschijnen van wat archeologen herkennen als meer doordachte gereedschappen, grotschilderingen en graveringen. Blijkbaar was er een samenhang tussen het ontstaan van taalcapaciteit in de hersenen en de ontwikkeling van andere vaardigheden.

Man wolf doodt

Tastbare artefacten kunnen de tand des tijds doorstaan, maar welke taal in de prehistorie werd gebezigd, is een lastige vraag. Een mogelijke insteek levert de opbouw van een zin. Begin jaren zestig stelde de Amerikaanse taalkundige Joseph Greenberg (1915-2001) dat van de zes mogelijke volgorden van onderwerp (O), lijdend voorwerp (L) en werkwoord (W) er in menselijke talen drie gangbaar zijn: OLW, OWL en WOL. Het onderscheid tussen talen beperkte zich niet tot deze volgorde. Zo beschreef Greenberg dat in een OLW-taal mensen veelal spreken van ‘de mans hond’, waar een WOL-spreker het heeft over ‘de hond van de man’.

Gell-Mann keek naar de volgorde van O, L en W in 2135 talen die voorkomen in een stamboom van de wereldtalen en probeerde mogelijke verbanden te ordenen. Hij concludeert dat in de oertaal de volgorde OLW de gebruikelijke volgorde was, dus niet ‘man doodt wolf’ maar ‘man wolf doodt’. Veranderingen in de volgorde verlopen dan bij de evolutie van talen vooral van OLW naar OWL, en daarna eventueel tot WOL of WLO. De uiterst zeldzame vormen LWO en LOW zijn beide ontstaan uit OWL.

Gell-Mann en zijn co-auteur maken zich sterk voor het belang van verticale, ofwel genetische overdracht. Ze wijzen bijvoorbeeld op de grote uniformiteit binnen de wijdverbreide Deens-Kaukasische groep van talen. Voor het door veel taalkundigen veronderstelde universele karakter van de OWL-grammatica zien ze in hun gegevens geen bewijs.