Utrecht (NL) – Met glasvezels is makkelijker te meten hoeveel gif er in de bodem zit dan met wormen. Daarnaast blijkt bodemverontreiniging minder schadelijk dan gedacht.


De worm is graadmeter van gif in de grond. Maar lang niet alles wat in de bodem zit, komt in de worm terecht. Twee Utrechtse promovendi vonden alternatieven om de bodemverontreiniging te bepalen. Werken met glasvezels is makkelijker, ondervonden zij, en de berekeningen kunnen nauwkeuriger.
Niet alle gif in de bodem kan kwaad. Nu bepaalt men vaak de giftigheid van de bodem door de totale hoeveelheid schadelijke stoffen in de grond te meten. Veel stoffen zitten echter muurvast aan de grond. Pieren ontmoeten alleen de “biobeschikbare” stoffen, het kleine deel van alle gif dat opgelost is. Wie de totale hoeveelheid gif in de grond meet, overschat het gevaar tien- tot honderdvoudig.

Heidens karwij
Het opgeloste gif is te meten door wormen in de grond te laten rondkruipen, maar dat duurt lang. Het bevriezen, vermalen en analyseren van de giftige wormen is een heidens karwij. Leon van der Wal vond de oplossing in glasvezels.
Splinterdunne glasvezeltjes, zo lang als een lucifer, nemen net zoveel gifstoffen op als wormen, maar dan twee keer zo snel. Bij 275 graden verdampen de giffen uit het vezeltje, waarna een gaschromatograaf ze snel analyseert. Deze methode overschat het beschikbare gif nog maar twee keer.














Minieme glasvezels worden net zo giftig als wormen.


Tegelijkertijd toonde promovendus Tjalling Jager aan dat de Europese richtlijnen voor bodemverontreiniging niet deugen. Die berekenen uit de totale hoeveelheid gif in de bodem de gifconcentratie in wormen om de risico's in te schatten voor vogels en zoogdieren die weer van de wormen leven. De formules hiervoor klopten niet omdat in de oude onderzoeken het nat- en drooggewicht van de wormen door elkaar was gegooid. Dat scheelt: in de nieuwe richtlijn mogen bedrijven soms tot vier keer meer gif in de grond laten lekken.
Extreem vet oplosbare stoffen zoals PCBs zijn zeer gevaarlijk, dacht men altijd, omdat de worm die via het eten van de grond extra opneemt. Onzin, vond Jager. De vetlievende stoffen moeten namelijk ook in water oplossen voor ze door de wormendarm opgenomen worden. Er is dus geen verschil met gif dat makkelijk in water oplost. De Europese regel dat er van de extreem vetoplosbare stoffen tien keer minder in het milieu mag komen, is dus onzinnig. Hoewel die richtlijn voorlopig nog blijft gelden, is de ontdekking koren op de molen van bedrijven met een gifprobleem.

Frouke Pieters