De grot Cueva de los Marmoles in Granada, Spanje, werd in de prehistorie gebruikt als begraafplaats voor mensen. Bijna een derde van de overgebleven botten blijkt bewerkt te zijn met gereedschap.

Prehistorische boeren en veehoeders in Zuid-Spanje begroeven hun doden in een grote grot. Ze hebben de beenderen later in stukken gesneden en bewerkt om er gereedschap van te maken, en mogelijk om het merg op te eten.

Sinds 1934 hebben wetenschappers, amateurarcheologen en zelfs grafrovers menselijke skeletresten gevonden in een grot in Granada, de zogeheten Cueva de los Marmoles. De botresten in de 2500 vierkante meter beslaande grot beslaan een periode van drie millennia.

Dromen dieren? En, zo ja, waarover dan?
LEES OOK

Dromen dieren? En, zo ja, waarover dan?

Kunnen dieren dromen? En zo ja, wat spookt er in hun slaap dan allemaal door hun ­bewustzijn?

Tussen de eerdere vondsten bevonden zich onder meer een zorgvuldig uitgesneden kopje gemaakt van een menselijke schedel, een werktuig dat van een scheenbeen is gemaakt, en tientallen andere botfragmenten.

Nieuw bewijs suggereert nu dat sommige overblijfselen opzettelijk zijn gebroken en schoongeschraapt. Dat gebeurde tot een jaar na de dood van de eigenaars.

Kadavers

De bevindingen wijzen erop dat mensen de botten hebben bewerkt nadat de kadavers al enige tijd waren vergaan in de koele, vochtige omgeving van de grot, zegt forensisch medicus Marco Milella van de Universiteit van Bern in Zwitserland. Hij ging met collega’s naar de grot om meer artefacten te verzamelen en ze te onderzoeken met behulp van moderne methoden, zoals geavanceerde koolstofdatering en hightech microscopische scanapparatuur. Ze hebben hun nieuwe resultaten beschreven in het wetenschappelijk vakblad PLOS ONE.

Het team onderzocht 411 botfragmenten en 57 tanden die waren opgegraven in verschillende zones van de grot. Sommige resten waren geleend van een museum. Ze ontdekten dat de overblijfselen afkomstig waren van minstens een dozijn menselijke volwassenen en kinderen die in prehistorische agrarische samenlevingen leefden. De vondsten suggereren dat mensen de grot gebruikten als begraafplaats gedurende drie verschillende perioden: van 3900 tot 3750 voor Christus, van 2600 tot 2300 v.Chr. en van 1400 tot 1200 v.Chr.

Verse botten

De onderzoekers ontdekten dat 3 procent van de fragmenten was aangevreten door dieren. Maar ook ontdekten ze dat bijna een derde opzettelijk was gebroken of gesneden met menselijk gereedschap. Deze breuken, schrammen en sneden ontstonden toen de botten nog vers waren, waarschijnlijk tot een jaar na de dood, aldus de onderzoekers.

De botten vertonen geen tekenen dat ze met geweld zijn losgemaakt van spieren of pezen. ’Dit suggereert dat de menselijke resten al gedeeltelijk ontbonden waren toen ze gemanipuleerd werden, maar dat het bot nog steeds relatief elastisch was’, zegt Milella. ‘Dit wijst er dan weer op dat de handelingen niet kort na de dood van de individuen werden uitgevoerd, maar minstens enkele maanden erna.’

Scheenbeen als spatel

Opvallende exemplaren zijn onder andere een schedel – waarschijnlijk van een man van middelbare leeftijd – die was afgeschraapt met stenen werktuigen en bewerkt tot een kom of beker. Ook vonden ze een scheenbeen van een tiener dat was gebroken, gepolijst en afgerond tot een soort spatel. Die werd mogelijk gebruikt voor het afschrapen van materialen, zoals leer.

Verschillende lange botten waren ook gebroken en het binnenste was eruit geschraapt. Dat suggereert dat het merg eruit was gehaald voor consumptie, of mogelijk als onderdeel van een culturele gewoonte om ’de overblijfselen schoon te maken’, zegt Milella.

Omdat er geen bewijs is van geweld, zijn de overblijfselen waarschijnlijk niet het resultaat van een machtsstrijd tussen verschillende bevolkingsgroepen. Milella’s team is van plan om DNA-onderzoek uit te voeren om de relaties tussen de individuen die in de grot begraven liggen te vergelijken.