De invoering van een nieuwe manier van bestralen, de protonentherapie, staat op losse schroeven. Zorgverzekeraars willen zogeheten protonentherapie niet vergoeden, omdat de positieve effecten niet voldoende zouden zijn bewezen. Staat protonentherapie werkelijk nog in de kinderschoenen?
De bouw van vier nieuwe Nederlandse kankercentra die protonentherapie uitvoeren staat op de tocht. Dat meldt de Volkskrant vandaag op haar voorpagina. Een aantal academische ziekenhuizen zou nog deze maand een vergunning van Minister Schippers van Volksgezondheid krijgen om met de therapie aan de slag te gaan. De behandelmethode zou echter te duur zijn en de werking nog niet sterk genoeg bewezen. Daarom hebben zorgverzekeraars aangegeven de behandeling niet te zullen vergoeden en zo het project op losse schroeven gezet. ‘De Fyra van de zorg’, noemt Ben Crul, medisch adviseur van zorgverzekeraar Achmea, de protonentherapie in het Volkskrant-artikel zelfs. Vanwaar deze plotselinge twijfel rond de veelbelovende nieuwe therapie?
Dieptebommen
Het idee van protonentherapie is niet nieuw. Al in de jaren 40 werd het idee voor het eerst geopperd, en het is sindsdien verder ontwikkeld. Bepaalde soorten kanker zouden even effectief kunnen worden behandeld als met de gangbare bestraling met fotonen, maar minder schade veroorzaken aan andere weefsels.
Socioloog over zelfmoordpreventie: ‘Probeer iemand met suïcidale gedachten uit het dal te helpen’
Socioloog Diana van Bergen en haar collega’s hebben een beurs van 9 ton gekregen voor een zelfmoordpreventieproject. ‘We weten dat er in de direct ...
Het verschil tussen de beide therapieën zit hem in de precisie. Bij fotonentherapie gaat de straal dwars door je lichaam heen. Tijdens die ‘tocht’ door het lichaam botst een deel van de fotonen op een elektron, waarbij schadelijke energie vrijkomt. Dat tast weliswaar de tumorcellen aan, maar ook omringende, onschuldige cellen, waardoor bestraling haar kwalijke bijwerkingen geeft.
Protonentherapie zou de bijwerkingen fors kunnen verminderen. ‘Zie het als een soort dieptebom’, zegt Marco van Vulpen, radioloog van het UMC Utrecht. ‘Door de protonen met een bepaalde energie af te vuren, kun je bepalen waar de energie van de straling vrijkomt. Zo kun je de protonen hun energie precies laten vrijkomen op de plek waar de tumor zit, zonder het omringend weefsel aan te tasten.’
Bewegende tumor
Van Vulpen pleit voor het openen van een enkel centrum, in plaats van direct vier. ‘Het idee van protonentherapie is op zich goed’, zegt hij. ‘Maar de techniek is nog niet volwassen genoeg. Zo is er nog niet genoeg zekerheid over waar de ‘dieptebommen’ terechtkomen, daar kan tot wel een centimeter speling in zitten. Dat is veel, als je beseft dat het effect van een protonenbestraling niet verder reikt dan twee tot drie millimeter.’ Een ander probleem is volgens Van Vulpen dat de meeste soorten tumoren niet stil liggen, maar in beweging zijn. Het gevolg is dat de ‘protonbommen’ hun doel kunnen missen. Pas als een meer precieze bestraling mogelijk is zou de methode, die momenteel per behandeling ongeveer tienduizend euro kost, rendabel zijn.
Als voorbeeld van onderzoek dat critici mogelijk minder wantrouwend maakt, wijst Van Vulpen naar het MD Anderson Cancer Center in Texas. Daar doen wetenschappers op dit moment grootschalig onderzoek naar protonentherapie bij hoofd-halskanker. Als uit dat onderzoek blijkt dat omliggend weefsel zoals de speekselklieren nauwelijks door de therapie is beïnvloed, kan de protonentherapie voor dit soort kanker regelmatiger worden ingezet. ‘Voor iedere soort kanker zal zo’n grootschalig onderzoek nodig zijn’, zegt Van Vulpen.
Vorige maand besloten Amerikaanse zorgverzekeraars al de vergoeding voor protonentherapie te schrappen. In onder meer Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië wordt de behandelmethode wel in meer of mindere mate toegepast.