Zürich (CH) – Strontvliegvrouwtjes die de partners voor het kiezen hebben, paren minder en wijzen vreemde mannetjes vaker af. Daardoor kunnen sneller nieuwe soorten ontstaan.


Grote, dichte populaties strontvliegen vormen sneller nieuwe soorten dan kleine gemeenschappen, schrijven Zwitserse onderzoekers op 26 juni in Nature. Hun conclusie is in strijd met gangbare opvattingen dat juist in kleine populaties soorten zich sneller van elkaar afsplitsen. Seksuele conflicten zijn verantwoordelijk voor de snellere soortsvorming.
Biologen spreken van verschillende soorten als onderling geen geslachtsverkeer meer plaatsvindt of kan plaatsvinden. Als leden van één soort zich nog slechts binnen hun eigen subgroepje voortplanten, kan dat subgroepje zich afsplitsen tot een nieuwe soort.
Hoewel de verschillende seksen elkaar nodig hebben om zich voort te planten, zijn hun belangen bij geslachtsgemeenschap verschillend. Voor mannetjes is het voordelig om zoveel mogelijk nageslacht te verwekken en dus met veel verschillende vrouwtjes te paren. Vrouwtjes echter willen de beste vader voor hun nakomelingen en zullen veel paarpogingen afwijzen. Zo ontstaat een seksueel conflict, waarbij mannetjes strategieën ontwikkelen om de vrouwtjes te overtuigen en vrouwtjes leren die veranderende trucjes van de mannen te omzeilen.

Plastic bak
Oliver Martin en David Hosken van het Zoölogische Museum in Zürich onderzochten de invloed van het gevecht tussen de seksen. Ze creëerden drie verschillende populaties: één zonder conflicten omdat elk mannetje zijn eigen vrouwtje had, één van vijftig vliegen in een grote plastic bak en één van vijfhonderd vliegen in precies zo'n zelfde doos. In de dozen zaten evenveel mannetjes en vrouwtjes die tweeëneenhalf jaar, dat is vijfendertig generaties, in hun gevangenschap verbleven. De kinderen en kleinkinderen van de laatste doosgeneratie mochten zonder opdringerige mannetjes opgroeien. Van die kleindochters testten de wetenschappers tenslotte het paargedrag. Aangezien de kleindochters al twee generaties lang geen seksuele conflicten kennen, wisten de wetenschappers zeker dat ze genetische gevolgen maten en niet aangeleerd gedrag.


Zwitsers stopten vijfhonderd kleine Sepsis-strontvliegjes in een doos. Meer vliegenfoto's op De tuinsafari.











Vliegen die generaties lang vaste stellen vormden en dus geen seksuele conflicten hadden gekend, waren het meest bereid te paren. Vliegjes uit de plastic bakken, wiens voorouders een geschiedenis van seksuele conflicten kenden, waren veel minder bereid om te paren.
Van de vrouwtjes die wel paren, valt de partnerkeuze op. Waar nazaten van de stelletjes elke partner prima vinden, hebben de conflictkleindochters een voorkeur voor mannen uit hun eigen populatie en schudden mannetjes uit een andere populatie van zich af. Vliegjes uit de dichtstbevolkte bak hadden de sterkste voorkeur voor mannetjes uit dezelfde situatie, maar nog niet genoeg om over een nieuwe soort te spreken.
Soortsvorming gaat dus het snelst in grote, dichte gemeenschappen met sterke seksuele conflicten. Een verklaring daarvoor is, dat in grote populaties meer nuttige genen aanwezig zijn om het verleidingsgedrag van de mannetjes te weerstaan dan in kleine populaties. Dat is een heel andere benadering dan de gangbare theorie dat juist in kleine gemeenschappen de evolutie snel gaat doordat genen zeldzaam zijn en snel kunnen verdwijnen.

Frouke Pieters