Alle emancipatie ten spijt doen vaders nog altijd minder met hun kroost dan moeders, vooral in de eerste jaren. Marian Bakermans bekijkt hoe de band tussen vaders en kinderen te versterken is.
‘Lang was de opvoeding vooral het domein van moeders, maar daarin is gelukkig verandering gekomen. Alleen doen vaders nog wel steeds veel minder met hun kinderen dan moeders, vooral in de eerste jaren. Dat zet ze op een achterstand in het aanvoelen van hun kind,’ zegt Marian Bakermans, hoogleraar gezinspedagogiek aan de Universiteit Leiden.
De rol van vaders in onderzoek naar ouder-kindrelaties krijgt nog te weinig aandacht. ‘Zij worden te vaak vergeten of overgeslagen.’ Samen met haar collega’s Rien van IJzendoorn en Femmie Juffer heeft Bakermans eerder al een manier ontwikkeld om het gedrag van ouders door middel van videofeedback te beïnvloeden, waarbij de nadruk overigens vooral op moeders lag. ‘We kijken video-opnamen samen met de opvoeder terug,om te zien wat het kind precies doet en hoe je daarop kunt reageren. De interventie is heel effectief gebleken bij moeders.’
Hoe zorg je voor je microbioom?
Goede voeding, genoeg slaap, weinig stress en een fijn sociaal leven: er zijn genoeg manieren om het microbioom een handje te helpen.
Hormonen
In een nieuwe studie bekijken de onderzoekers of dat ook met vaders werkt. ‘We willen weten hoe het komt dat die interventie werkt. Het lijkt waarschijnlijk dat, net als bij dieren, hormonen een belangrijke rol spelen bij ouderschap, en dat bepaalde hormoonniveaus een rol spelen in hoeveel plezier je bijvoorbeeld hebt in het contact met je baby.’
De vraag is of een andere manier van reageren op een kind ook invloed heeft op hormonen. Belangrijke hormonen in dat verband zijn testosteron en oxytocine. Testosteron maakt mensen over het algemeen assertiever. ‘Dat kan voor ouders nuttig zijn om hun baby te beschermen, maar kan ook de sensitieve omgang met een baby in de weg zitten.’
Naar het effect van oxytocine, ook bekend als het knuffelhormoon, heeft Bakermans samen met Van IJzendoorn een serie studies opgezet. ‘Na het opsnuiven van een dosis oxytocine werden vrouwen in de scanner gelegd en kregen ze babygeluiden te horen. Ze lieten minder activiteit zien in hersengebieden die te maken hebben met afkeer en meer activiteit in gebieden die te maken hebben met empathie. Het geluid van een lachende baby ging gepaard met meer activiteit in de beloningsgebieden in de hersenen.’
De vraag die Bakermans en haar collega’s nu willen beantwoorden is of dit ook bij vaders het geval is. Een belangrijke vraag daarbij is of het effect van ander gedrag via een verandering in de hormoonhuishouding loopt. ‘We gaan kijken hoe vaders voor en na de gedragsinterventie reageren op lachen en huilen van baby’s en of hun hormoonniveaus daarin een rol spelen. We zullen die niveaus bij een groep vaders ook met een neusspray beïnvloeden. We kunnen dan de effecten van de gedragsinterventie en beïnvloeding van de hormoonhuishouding met elkaar vergelijken.’
Spelletje
Eerder onderzoek in Israël heeft laten zien dat bij moeders het oxytocineniveau steeg als ze warm, knuffelig contact hadden met hun baby, terwijl bij vaders het oxytocineniveau steeg als ze een actief spelletje met hun baby deden. Bakermans: ‘Een baby heeft beide nodig, vaders en moeders hoeven dus niet hetzelfde te doen. Maar van die vaderkant weten we nog niet zo veel. Wel is duidelijk dat bij vaders die veel doen met hun kinderen, veranderingen optreden in de neurale activiteit als ze naar hun kind kijken.’Als de vader in een gezin de primaire opvoeder is, lijkt zijn neurale activiteit meer op die van een moeder die de primaire opvoeder is.
Bakermans en haar collega’s kregen onlangs 2,5 miljoen euro Europese subsidie toegekend voor hun onderzoek naar vaderschap.
Hoewel misschien niet iedere vader zit te wachten op een nog grotere rol in de opvoeding, is de maatschappelijke relevantie volgens de onderzoekers groot. ‘Het kan helpen de betrokkenheid van vaders bij de opvoeding van hun kinderen te vergroten. Kennis uit ons onderzoek kan ook inzicht geven in de neurobiologische basis van sensitief ouderschap.’
Naast de sensitieve kant van het ouderschap besteden de Leidse onderzoekers de komende jaren ook aandacht aan een andere onderbelichte kant van het ouderschap: bescherming. Bakermans: ‘Het is opvallend dat daar in onderzoek naar dieren veel aandacht voor is, maar bij mensen nauwelijks. In een eerdere studie hebben we laten zien dat moeders met postnatale depressie, die vaak wat passief zijn in de opvoeding, alerter zijn om hun baby te beschermen als hun oxytocineniveaus hoger zijn. Bescherming is een belangrijk aspect van ouderschap. Het is hoog tijd dat we daar meer over te weten komen.’