Boven zee bliksemt het minder vaak dan boven land. Dat komt doordat zoutdeeltjes in de lucht het ontstaan van bliksem tegenwerken, stelt een internationale onderzoeksgroep.

Om te achterhalen waarom het minder vaak bliksemt boven zee, analyseerden onderzoekers gegevens over de atmosfeer boven Afrika en de omringende zeeën van 2013 tot 2017. Die gegevens bestonden uit metingen van het aantal bliksemflitsen, de hoeveelheid regen en wolken, de deeltjes in de lucht (aerosolen) en temperaturen. Ze onderzochten hoe de atmosferische omstandigheden boven zee en land van elkaar verschillen. Een belangrijk verschil bleek de hoeveelheid zoutdeeltjes in de lucht. Dat rapporteren de onderzoekers in een publicatie in het wetenschappelijk vakblad Nature Communications.

Geladen wolken

Zoutdeeltjes komen in de lucht terecht als de wind over de zee raast, er witte koppen ontstaan en de golven breken. Daardoor raken luchtbellen gevangen in het water. Die drijven naar het oppervlak en spatten daar uiteen. Zo komen duizenden deeltjes (aerosolen) vrij, waaronder zoutdeeltjes, die variëren van een fractie van een micrometer tot meerdere micrometers groot.

‘Wat mensen allang vergeten zijn, staat nog geschreven in bomen’
LEES OOK

‘Wat mensen allang vergeten zijn, staat nog geschreven in bomen’

Met haar boomboor onderzoekt Valerie Trouet woudreuzen en reconstrueert ze wat die allemaal hebben meegemaakt.

Deze aerosolen bemoeien zich met het ontstaan van bliksem. Bliksem is de ontlading van een elektrisch geladen wolk. Die lading bouwt op door op elkaar botsende ijskristalletjes in de wolk. Die ijskristalletjes ontstaan als waterdruppeltjes door warme, opwaartse luchtstromen hoog genoeg opstijgen om te bevriezen. Hoe kleiner en lichter die druppeltjes, hoe hoger ze opstijgen en hoe groter de kans dat ze bevriezen.

Zoutdeeltjes en andere aerosolen

De waterdruppeltjes ontstaan op hun beurt doordat water vastplakt aan opstijgende aerosolen. De druppeltjes die rondom stof- en roet-aerosolen ontstaan, zijn relatief klein en stijgen hoog op. Daardoor kunnen ze elektrisch geladen onweerswolken vormen. Het is al langer bekend dat aerosolen die kleine druppels veroorzaken, op deze manier zorgen voor meer bliksem.

Zoutdeeltjes uit het zeewater zorgen daarentegen juist voor het ontstaan van grote druppels, die sneller groeien. Deze grote en zware druppels kunnen niet opstijgen en zullen dus niet bevriezen tot ijskristallen. Ze vallen als regen naar beneden.

90 procent minder bliksem

De onderzoeksgroep bestudeerde de samenstelling van de aerosolen in Afrika boven land en boven zee. Uit hun onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van grote zoutdeeltjes in de lucht ervoor zorgt dat de hoeveelheid bliksem met 90 procent afneemt.

Het maakt hierbij hier uit hoeveel andere, kleinere aerosolen er in de lucht hangen. De zoutdeeltjes zorgen er namelijk voor dat er snel grote druppels ontstaan waardoor het water naar beneden regent. Het water verdwijnt dus als regen nog voordat het de kans krijgt om op te stijgen en als ijsdeeltjes bliksem te veroorzaken.

Dit onderzoek keek vooral naar de rol van zoutdeeltjes. Maar de atmosferische processen die bliksem veroorzaken zijn complex. Andere verschillen boven land en zee, zoals de wind en temperatuur van luchtstromen, spelen mogelijk ook een rol. Er is meer onderzoek nodig om te achterhalen hoe groot de rol van de zoutdeeltjes precies is.