Haar schepping ­kondigde in 1996 een nieuw tijdperk aan. Levensvormen waren vanaf nu te kopiëren, zo vreesden velen en hoopten anderen. Maar bijna een kwart eeuw later uiten wetenschappers hun twijfels over de erfenis van het gekloonde schaap ­Dolly. Wordt het ooit nog wat met dat ­klonen?

Wat maakte Dolly zo bijzonder?

Dolly was uniek, en niet alleen omdat ze juist níét uniek was. Bacteriën klonen zichzelf al miljarden jaren in de rondte. Schimmels, planten en sommige insecten produceren genetische kopieën van zichzelf. En in de jaren vijftig pronkten wetenschappers met gekloonde kikkervisjes, vervaardigd uit embryonale stamcellen. Maar Dolly was niet zomaar een kloon. De techniek waarmee haar ‘vader’, Sir Ian Wilmut, het Schotse schaapje schiep, staat bekend als Somatic Cell Nuclear Transfer (SCNT) en omvat grofweg vijf stappen. Een: haal een lichaamscel, zoals een huidcel of vetcel, uit een levend wezen. Twee: bemachtig uit een vrouwelijk dier van dezelfde soort een eicel. Drie: verwijder de celkern uit de eicel. Vier: verplaats de celkern (met dus het beoogde DNA) van de huidcel naar de ‘geleegde’ eicel. Vijf: activeer met elektrische schokjes de gefuseerde eicel. Deze zal nu met enig geluk haar nieuwe celkern ‘resetten’ tot die van pluri­potente cel: een soort stamcel die alle celtypen kan aannemen en zichzelf tot embryo kan ontwikkelen. In een draagmoeder kan dit embryo uitgroeien tot een genetische kopie van het wezen uit stap een. Zo geschiedde bij Dolly. Blatend en grazend bewees zij hoe ­formidabel de belofte van reproductief klonen is: vanuit een reeds gespecialiseerde lichaamscel kun je een geheel nieuw organisme creëren.

Dit is een premium-artikel

Lees direct verder, al vanaf €1,99 per maand. Al abonnee? Log in om direct verder te kunnen lezen.

InloggenBekijk aanbod