Schrijver en wetenschapsjournalist Gemma Venhuizen dook in de grootste privécollectie plantenboeken van Nederland, de Brinkkempercollectie. In het boek Hemelsleutel gaat ze in vogelvlucht door de botanische geschiedenis van de Lage Landen, in de hoop bij de lezer de liefde voor planten en de natuur aan te wakkeren.

Hoe kwam dit boek tot stand?

‘Mijn uitgever stelde me voor aan Ed Brinkkemper. Daarna raakte ik al snel verknocht aan dit onderwerp, en aan Ed. Dat is een fantastische man. Alle drie de verdiepingen van zijn huis staan vol met plantenboeken. Tijdens de vele avonden dat ik met Ed over zijn boeken gebogen zat, kwam ik erachter dat dit boek niet alleen moest gaan over planten, maar ook over de geschiedenis van de Nederlandse en Belgische botanie. Het is een boek over mensen zoals Ed: verzamelaars en mensen die orde in chaos scheppen. Een hybride boek dus, over planten en plantenliefhebbers.’

Hoe heeft u een selectie van honderd platen kunnen maken uit al die boeken?

‘Van de uitgever mochten we maximaal honderd platen in het boek stoppen. Dat moest ook uit zelfbescherming, anders was het geen handzaam boek geworden. Uiteindelijk is het een collectie geworden van platen die uitblinken in hun genre. Je ziet de verschillende manieren van afdrukken en de voortschrijding van de boekdrukkunst. Bijvoorbeeld de overgang van de houtsnede naar de kopergravure. En ze moesten een afspiegeling zijn van de diversiteit van de collectie. Als het aan Ed had gelegen, waren er bijvoorbeeld veel meer varens in het boek gekomen.’

Wat is de mooiste plaat uit het boek?

‘Voor mij is het mooiste niet een enkele plaat, maar de verschillende technieken en de ontwikkeling in stijl door het boek heen. De Britse botanicus Thomas Moore maakte bijvoorbeeld afbeeldingen met een techniek genaamd natuurzelfdruk. Daardoor kun je de varens echt voelen op de pagina. De Groningse botanicus Abraham Munting maakte dan weer zwart-witafbeeldingen waar ook een achtergrond bij was getekend. Dan krijg je soms heel aparte plaatjes, net alsof je naar een ruimteschip kijkt.’

Wat heeft u kunnen leren van ruim vier eeuwen aan plantenboeken?

‘De vele mooie verhalen die Ed vertelde bij al die oude boeken gaven mij een inkijkje in wat ik allemaal nog niet wist. Ik wilde vooral meer te weten komen over het leven van de botanisten die al die boeken hadden gemaakt. In Nederland en België waren de grote namen Dodonaeus, Clusius en Lobelius. Maar ik heb ook een zwak voor Linnaeus. Uiteindelijk borduren ze wel allemaal voort op elkaars werk, de botanisten, uitgevers en boekenverzamelaars. Het is teamwork.’

Voor wie heeft u dit boek gemaakt?

‘Dit boek is voor de nieuwsgierige natuurliefhebbers. Ik hoop dat zij hun liefde voor planten met dit boek kunnen (her)ontdekken. Maar er staat voor elk wat wils in. Zelfs Ed kwam nog achter nieuwe dingen door dit boek. En het gaat over ruim vier eeuwen botanie in de Lage Landen, dus ook voor de geschiedenisliefhebber is het interessant.’

Wat hoopt u lezers mee te geven met dit boek?

‘Ik hoop dat dit boek een aanmoediging is voor mensen om nieuwsgierig te worden naar planten en naar buiten te gaan. Je kunt nooit alles over planten leren uit een boekenkast. Ed komt ook vaak in de natuur. Hij is zeker geen boekenkastbotanist.’