In Vreemden voor onszelf verkent Rachel Aviv aan de hand van vijf casussen de grenzen van de psychiatrie.

‘Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen manier’, luidt de openingszin van Tolstojs Anna Karenina. Misschien zou je hetzelfde over mensen kunnen zeggen.

In Vreemden voor onszelf onderzoekt Rachel Aviv vijf casussen waarbij het niet mogelijk lijkt om binnen het wetenschappelijke raamwerk van de psychiatrie een bevredigende verklaring voor iemands lijden te vinden. Een van de casussen is autobiografisch: Aviv werd zelf op zesjarige leeftijd gediagnosticeerd met anorexia, en kent deze wereld daardoor van binnenuit.

Het boek is niet zozeer een zoektocht naar wat dan wel een passende verklaring is, en evenmin een aanval op de psychiatrie. Het laat vooral zien welke gevolgen deze zoektocht voor patiënten zelf heeft. De diagnoses beschrijven hen niet alleen; ze vormen hen ook. Het etiket wordt langzamerhand onderdeel van het zelfbeeld, en het gedrag schikt zich naar het lijstje van bijbehorende symptomen.

Aviv beschrijft ijzersterk hoe de meisjes met wie zij als zesjarige op de afdeling lag van hun anorexia een ‘carrière’ maakten, soms met dodelijke afloop. In de andere casussen zie je eveneens hoe mensen niet kunnen ontkomen aan het beeld dat anderen van hen geschapen hebben.

De ironie is dat Rachel Aviv met ‘Vreemden voor onszelf’ van haar ziekte ook haar carrière heeft gemaakt. Maar wel een die ze trots op haar cv kan zetten.