Hoe komen wetenschappers tot dat ene inzicht dat het verloop van hun carrière bepaalt? Daarover vertellen ze in de rubriek Eureka, elk weekend in het AD, verzorgd door de redactie van New Scientist. Deze keer: Dike van de Mheen, hoogleraar Transformaties in de Zorg aan Tilburg University.

‘Hoewel ik op de middelbare school zeker niet altijd op de barricades stond, had ik wel al een gevoel dat het de bedoeling is dat iedereen het enigszins goed heeft in deze wereld. Het rechtvaardigheidsprincipe heeft er bij mij altijd wel ingezeten. 

Ik doe onderzoek naar kwetsbare groepen, en omdat ik dat zelf geen fijne term vind, spreek ik liever over ‘mensen die het het hardste nodig hebben’. Denk bijvoorbeeld aan mensen met een verslaving of dakloze mensen.

‘Depressie zit niet alleen in het hoofd, maar in het hele lichaam’
LEES OOK

‘Depressie zit niet alleen in het hoofd, maar in het hele lichaam’

Psychiatrisch epidemioloog Brenda Penninx onderzoekt het verband tussen mentale en lichamelijke gezondheid.

In mijn werk probeer ik er niet alleen achter te komen wat de oorzaken daarvan zijn, maar vooral wat we eraan kunnen doen. Het moet leiden tot antwoorden waardoor de kwaliteit van leven van deze mensen omhooggaat. 

Dike van Mheen

Mijn grootste moment van inzicht kreeg ik begin jaren negentig toen we in de omgeving van Eindhoven een groot onderzoek deden naar gezondheid en leefstijl. Gezondheid en leefstijl worden bepaald door een combinatie van genetische aanleg, gedrag  -bijvoorbeeld roken, drinken, en sporten- en omgevingsfactoren zoals: hoe je woont, wat je werk is, en de buurt waarin je woont.

Alles hangt met elkaar samen. In Eindhoven deed ik een interview met een alleenstaande moeder met weinig geld. Precies in die tijd zag je bijna dagelijks op tv de koffiereclame van Moccona: ‘een moment voor jezelf, een moment voor Moccona’. 

Tijdens het gesprek vertelde ze dat ze elke dag een glaasje alcohol dronk, dat was het enige dat ze voor zichzelf had. Dat was haar ‘moment voor Moccona’. Daar ter plekke begreep ik dat armoede een onderliggend probleem is voor heel veel andere problemen. 

Het kwartje viel, en ik realiseerde me dat we mensen niet alleen op hun individuele ongezonde keuzes moeten aanspreken, maar dat we er als maatschappij voor moeten zorgen dat iedereen in de omstandigheden is om gezonde keuzes te kúnnen maken.

Ik voelde ook dat ik dit als wetenschapper niet alleen moest zien en benoemen, maar hier ook actie op moest ondernemen. Dat is vervolgens gebeurd. Ik heb beleidsmakers hierop geattendeerd en zorgprofessionals geïnformeerd. Zo kan je namelijk echt een verandering teweegbrengen.’